Het graf
Op de parkeerplaats voor de begraafplaats was de fel groen gekleurde wagen haar al bekend voor gekomen, maar Hazel had de gedachte laten varen tot ze even later de eigenaar zag. Het was werkelijk haar collega. Het oranje gekleurde haar, het resultaat van een al in het begin van het WK in Zuid-Afrika verloren weddenschap, leek hier zo weinig toepasselijk. Hij droeg een leren jas ondanks de comfortabele temperatuur waardoor zij de hare thuis had gelaten. Het verborg zijn atletische bouw. Max stond met iemand, die belast was met het onderhoud, te praten en ze zag hem wijzen naar het graf waar ze bij stonden. Ze werkten bij hetzelfde bedrijf en hadden elkaar daar leren kennen. Al was kennen wel een groot woord voor elke dag elkaar een goedemorgen toe te wensen en af en toe bij de koffieautomaat een praatje te maken als het toevallig net zo uit kwam. Hij draaide zich om en kwam met gebogen hoofd haar kant op lopen. Hazel liep hem tegemoet, maar het was wel duidelijk dat hij heel ergens anders was met zijn gedachten. Waarschijnlijk zou hij haar zonder zelfs op te merken voorbij zijn gelopen als ze niets had gezegd.
"Je bent ver van huis."
Max keek vluchtig op in de verwachting dat deze woorden voor iemand anders waren bedoeld, stopte en reageerde net zo verrast als zij zich voelde. Hij herstelde zich echter snel en glimlachte. De gebruikelijke glinstering in zijn donkere ogen ontbrak echter.
'Het is de laatste keer dat ik rozen heb meegenomen.'
Hij stak een hand op waarop ze bloedvlekken kon zien. Op een subtiele wijze van onderwerp veranderend zonder dat ze het door leek te hebben.
"Ik heb papieren zakdoekjes bij me."
Zoals altijd was ze behulpzaam en begon meteen in haar handtas te zoeken.
"Toevallig ook een pincet?"
Hazel keek op vanuit haar tas en schudde het hoofd. Er was wel veel in te vinden, maar niet wat hij graag wilde hebben. Hij liet zijn hand zakken zonder de aangeboden zakdoekje aan te pakken. Zoveel last leken de doornen van de rozen ook weer niet te veroorzaken.
"Ik heb er thuis wel ergens eentje liggen. Ik zie je morgen wel."
Max liep van haar vandaan. Hij keek geen enkele keer om. Geestelijk vertoevend in een wereld, die ze niet kon gade slaan en waar hij niemand toe zou laten.
Heen en weer geslingerd tussen nieuwsgierigheid en schaamte als ze hieraan toegaf besloot Hazel toch zijn route terug te volgen. De drang naar antwoorden was te sterk om zich er tegen te verzetten. Bij de dekplaat van een graf bleef ze staan. Hier lag een bos rozen en zo te zien verder nergens. De datum op de plaat was niet van vandaag en het jaartal van vier jaar geleden. Het bevreemdde haar enigszins. Hazel boog zich naar voren om de rozen opzij te schuiven om de gedeeltelijk bedekte namen weer leesbaar te maken. Ontsierd door roodbruine druppels gestold bloed. Daarmee zijn geheim onthullend. Hazel kwam overeind en sloeg de hand voor haar mond. Hier lagen een vrouw en haar kind. Beide waren op dezelfde dag overleden. Plotseling drong het tot haar door wat het vandaag was. De waarschijnlijke reden waarom hij hier moest zijn gekomen. Het was vaderdag. De derde zondag van juni. Geschrokken over wat ze te weten was gekomen keek ze zijn kant op, maar hij was nergens meer te bekennen.
Peinzend begon ze te lopen. Al snel bereikte ze het oudere gedeelte waar ze haar vaste route volgde tot ze de plaats van bestemming had bereikt. Vandaag was ze hier naar toe gekomen om het graf van haar oma vrij te maken van het welig tierende onkruid. Ze deed het zonder dat Max uit haar gedachten verdween. Zelfs de rest van de dag hield hij haar bezig. Vermoedelijk zonder dat hij zich ervan bewust was. Hoe anders zou het nu worden als ze hem op het werk tegen kwam?