Genoeg ziel voor beiden
Mensen konden zich gedragen alsof ze het kwaad zelve waren. Niet dat de jonge vrouw daar zelf veel ervaring mee had, maar het was soms wel moeilijk om in het goede van ieder mens te blijven geloven. Merel keek over het boek in haar handen heen. Tijdens het afgelopen kwartier had ze er geen bladzijde meer van omgeslagen. Haar volledige aandacht ging uit naar de man met wie ze de bank deelde. Hij geloofde minder in de goede kanten van de mens. Merel wist dat Per haar af en toe behoorlijk naïef vond. Ze verschilden nog geen halfjaar, maar het leven had hem gedurende de tweeëndertig verstreken jaren gehard en zelfbewust gemaakt. Weinig mensen konden zijn vertrouwen nog beschamen omdat hij ze dit eerst liet verdienen. De rest van de mensheid sloot hij eenvoudig buiten. Het was een soms cynische wereld waar ze zich met moeite toegang tot toe had verworven. Het zou echter nog wel de nodige tijd in beslag nemen om zelfs de verste uithoeken ervan te verkennen. Misschien wel haar hele leven en waarschijnlijk langer.
"Is het een mooi boek?"
Ze schrok van zijn zware stem, die haar gedachten had verstoord. Pas nu zag ze hem opkijken van zijn eigen boek.
"Ja, hoor." Merel knikte heftig alsof dit hem moest overtuigen dat ze het meende.
"Je hebt het namelijk ondersteboven vast." Per zag haar snel naar het boek kijken alsof hij haar had betrapt op iets onfatsoenlijks en strekte een hand uit naar de glazen op de tafel. De glimlach verzachte de harde, hoekige trekken van zijn gezicht nog voor hij een slok uit zijn wijnglas had genomen. Hij had al enige tijd haar blik op hem voelen rusten.
Zuchtend legde ze het boek opzij. Ze had het niet ondersteboven vast gehad zoals hij had gesuggereerd, maar het was zijn manier om duidelijk te maken dat ze overal met haar gedachten was behalve bij het op vele bladzijden afgedrukte liefdesverhaal.
"Mijn ouders zouden graag willen dat je ons, morgen, naar de kerk vergezelt. Ik weet dat je er tegen op zal zien..." Haar stem stierf weg.
Per had nog voor ze was uitgepraat kort, maar definitief zijn hoofd geschud. In plaats van de rode wijn rond te laten gaan in zijn mond slikte hij het nu door. Het was een Chileense wijn. Enkele weken geleden aangeschaft. Van elke slok was Per in staat te genieten, maar nu zette hij het glas zo abrupt neer dat er wat druppels op het stenen blad van de tafel belandde.
"Je weet hoe belangrijk het voor me is als je meer met mijn ouders omgaat", probeerde Merel nog in een poging hem over te halen om toch mee te gaan.
"Het zal onmogelijk zijn om meer tijd met hen door te brengen omdat jullie god tussen ons in staat."
"Jullie God? Heb je dat nu echt gezegd?"
Het ongeloof was van haar gelaat te lezen. Zelfs haar mond zakte er van open.
"Het is in ieder geval niet de mijne."
Ze zag hem naar achteren leunen. De thriller waar Per zich tot enkele tellen geleden nog in had verdiept lag voor het moment vergeten op de brede leuning aan zijn kant van de bank. Hij had nu iets gevonden dat interessanter was.
"Ik bid elke dag voor ons beiden."
"Vind je het noodzakelijk om voor mij te bidden?"
"Hoe kan je zoiets nou van me vragen?"
"Jij vond het blijkbaar nodig om het mij te vertellen."
Merel raakte van streek. Per kon het aan haar zien. Ze kreeg dan moeite om hem aan te blijven kijken en het leek alsof ze geen raad wist met haar handen. Het speet hem voor haar. Het geloof speelde een grote rol in haar leven terwijl zijn ervaringen juist tot het tegenovergestelde hadden geleid.
"Hoe belangrijk vind jij het dat ik met jou mee ga naar de kerk?"
Ze staarde hem aan. Hij had het voor haar onaangenaam geworden gesprek een geheel andere wending gegeven, maar daarbij wel de nadruk op haar gelegd. Hij bekommerde zich weinig om wat haar ouders dachten, wensten en af en toe zelfs eisten.
"Heel belangrijk."
Hij pakte het boek weer op.
"Was dat nou zo moeilijk?" Een diepe zucht volgde.
Merel kwam met opgetrokken knieën tegen hem aan zitten. Hij was met een frons op het voorhoofd aan het zoeken waar hij was gebleven met lezen. Geërgerd vanwege datgene waar hij aan toe had gegeven.
Ze wist dat Per het een verspilling van zijn tijd vond om zondag met haar mee te gaan, maar daarom vond ze het ook zo genereus.
"Ik ga trouwens niet in de kerk meezingen, hoor."
Ze legde glimlachend haar hoofd op zijn schouder en voelde zijn arm om haar heen.
"Ik noem jou in mijn gebeden omdat ik in dit leven en wat erna komt voor altijd samen wil blijven."
"Heel lief, maar ik ga morgen nog steeds niet zingen."
Merel nam er zwijgend genoegen mee.