Roerend in haar kom keek de jonge vrouw naar de man, die met zijn rug naar haar toe stond. De gekreukelde en versleten overall verhulde een atletisch gebouwd lichaam. Het was bijna vreemd om de Commanderend Officier in de kantine te zien, in plaats van op de brug, die hij zo zelden leek te verlaten. Soms vroeg ze zich weleens af of Loïc wel voldoende at en rustte.
“Zou je opnieuw onze levens riskeren voor haar?”
“Ja.” De man draaide zich om met een kom en een lepel in zijn handen. De grijsgroene ogen bleven rusten op de brunette aan de tafel.
Ze staarde hem enkele seconden aan voor ze het oogcontact verbrak. Hij had haar vraag zonder enige aarzeling of twijfel beantwoord met een zekerheid, waarvoor ze onder andere omstandigheden bewondering zou hebben.
“Ik weet niet of ik dan nog langer aan boord wil blijven”, zei ze zacht.
“Ik begrijp het.” Hij nam een hap en kauwde met een peinzend gezicht tot hij alles kon weg slikken. “Denk er over na voor je een beslissing neemt.”
Ze keek op van haar kom. “Hoeveel tijd krijg ik voor je mijn antwoord wil weten?”
“Tot we weer vaste grond onder onze voeten hebben. Ik verwacht op z’n vroegst binnen vier dagen.” Loïc draaide zich om. “Ik ben op de brug te vinden.” Hij verliet de kantine.
Ze keek met een zielig gezicht naar de inhoud van haar kom. “Ik hoop dat we tegen die tijd allemaal nog in leven zijn”, mompelde ze zacht.
“Ik hoorde dat”, klonk uit de gang.
Geschrokken hief Revecca het hoofd op. In de deuropening zag ze tot haar verrassing niemand staan, maar ze kon zijn zachter wordende voetstappen nog horen tot het geluid uiteindelijk werd overstemd door de ventilator. Hoe had hij haar kunnen horen? Ze begon weer in de kom te roeren. Nadat ze ruim een maand geleden haar eerste stap aan boord van de drone carrier had gezet was ze aanzienlijk positiever geweest. Misschien ook naïef, maar ze had aan boord van de Lady Tyche meer geleerd dan gedurende de paar maanden op de militaire academie. Ze begon de inhoud van de kom naar binnen te lepelen.
“Eet je altijd alleen?”
Revecca verslikte zich, maar slaagde er rood aangelopen van benauwdheid er nog net in om niet alles uit te spugen. Ze werd daarbij gadegeslagen door een lachende Vafara, die een glas met vruchtensap vulde. Even hoopte de kuchende Revecca nog dat het glas voor haar was bedoeld, maar de hoop verdween tegelijk met het groen gekleurde vruchtensap in de mond van de blondine.
“Jullie…” Revecca had nog veel meer willen zeggen, maar ze begon weer te kuchen.
“Wie?”
“Jij en je broer..”
“Was Loïc hier?”, onderbrak ze Revecca. “Ik kom net van de brug vandaan.” Vafara slaakte een zucht. Het kon gewoon geen toeval zijn dat ze hem zo zelden zag. Ze had het gevoel dat hij haar ontliep en dat was aan boord van een klein schip als deze drone carrier een bijzondere prestatie. Zonder nog een woord te wisselen met de pilote verliet ze de kantine weer. Boos nagekeken door een inwendig kokende Revecca.
Licht transpirerend beklom de jonge vrouw de verticale trap. Onder de aanraking van haar handen en voeten bladderde de verf af, onthulde het blanke metaal eronder en dwarrelde naar beneden. Revecca vroeg zich af wat er in de afgelopen uren was gewijzigd dat de Commanderend Officier om haar aanwezigheid op de brug had verzocht. De elektronisch vervormde stem uit de microfoon had niet bepaald dringend geklonken ondanks de ernst van de situatie waarin ze verkeerden. Ze had echter onmiddellijk haar werk onderbroken om zich naar het zenuwcentrum van het schip te begeven, met een korte tussenstop bij de automaat in de kantine om een mok thee voor haar CO mee te nemen.
“Ga je eindelijk een keer werken voor je geld?”, vroeg een zware stem.
Geschrokken keek Revecca op. Het eerste wat ze van de hoofdwerktuigkundige zag waren de zwarte veiligheidsschoenen. De man leek nooit iets anders te dragen dan zijn ruimtepak.
“Ik zie dat jij je ook weer verkleed hebt. Is dit je pak voor de dinsdag of heb je de dagen door elkaar gehaald?”
De man daalde grinnikend af op de trap aan de andere kant van haar tot hij op gelijke hoogte van haar was. Het gezicht ging grotendeels schuil achter een keurig bijgehouden baard dat de aan een ongeluk overgehouden littekens voor iedereen aan boord verborgen hield. “Heb je thee meegenomen voor de baas, slijmbal?”
Ze begon te blozen en haalde de schouders op. “Het is dagen geleden dat ik hem heb gezien.”
De hoofdwerktuigkundige knikte goedkeurend, maar met ernst. “Ik hoop dat je blijft. Het zou goed zijn voor de baas als hij wat meer menselijk contact had.”
Voor ze een kans had te reageren liet de man zich al met een duizelingwekkende snelheid naar beneden glijden. Zo had ze hem voor de eerste keer ontmoet, kort nadat ze aan boord was gekomen. Beschaamd herinnerde ze zich nog dat ze voor de eerste en meteen ook laatste keer de verkeerde trap had gepakt, de rode kleur aan de onderkant van de treden negerend. De snel afdalende hoofdwerktuigkundige had maar nauwelijks een botsing met haar kunnen voorkomen. De schrik van de man had snel plaats gemaakt voor woede. Zonder de gebruikelijke lachrimpels op zijn gelaat die ze in de dagen daarop zo vaak had gezien als hij haar alles probeerde bij te brengen wat hij wist. Hij had haar op de trap aan een overweldigende scheldkanonnade onderworpen, die zelfs haar grof mondige instructeurs op de militaire academie stil zou hebben gekregen. Glimlachend bij de herinnering schudde Revecca het hoofd. Ze had zich toen de kennismaking aanzienlijk anders voorgesteld.
Nerveus knipperde Revecca met haar ogen. De mechanische piloot unit die ze kwam aflossen had de brug inmiddels verlaten. Zelfs zijn voetstappen kon niemand meer horen en nog altijd stond ze naast de Commanderend Officier die haar volstrekt leek te negeren. Ze schraapte haar keel om diens aandacht te trekken of hem in ieder geval te laten weten dat ze bestond.
“Ik heb je wel gehoord, groentje.”
Loïc draaide het hoofd met een blik van ergernis op zijn gezicht. De jeugdige pilote stond nog altijd stijf in de houding naast zijn werkstation.
“Zeg goedemorgen, goedemiddag of wat voor tijd we ook leven vandaag en ga zitten.”
Revecca liet haar rechte houding verslappen. “Ja, meneer.”
Onzeker keek ze op hem neer. Waarschijnlijk had hij haar al weer uit zijn gedachten verbannen om zich op de monitors voor hem te concentreren. Ze zette haastig de mok neer voor ze zich met een paar stappen naar de lege stoel begaf.
De mechanische navigatie unit observeerde haar met één van zijn drie camera’s vanaf het moment dat ze op de brug was gearriveerd. De machine registreerde hoe Revecca vluchtig een hand naar hem op stak als een groet waar geen enkele reactie van de robot op terug kwam. Het mechanische oog legde ook digitaal vast hoe Loïc de mok pakte.
De stoel voelde voor Revecca koud aan, ondanks de dagen dat de mechanische piloot unit erin had doorgebracht. Ze gespte zich vast met de veiligheidsriem.
“Is dit Earl Grey thee?”
Revecca draaide zich in haar stoel om tot zover de veiligheidsriem het toeliet en zag hem met een vies gezicht naar de mok in zijn hand kijken. “Eh, ja, meneer.”
“Doe dat nooit meer.”
Ze zag vanuit haar ooghoek de cameraoog van de mechanische navigatie unit haar kant opdraaien en voelde al het bloed naar haar hoofd stromen. “Ja, meneer.”
Zwijgend begon ze een controle van alle instrumenten op haar paneel uit te voeren. Het was een weinig belovend begin van haar dienst.
Loïc keek ongemakkelijk naar de mok, die hij nog altijd vast hield. Hij besefte te laat dat hij anders had moeten reageren. Het was attent van de pilote geweest om aan hem te denken, maar hij had nu te lang gewacht om haar hiervoor te bedanken. Een elektronisch signaal op één van de monitoren loste op. Hij had andere prioriteiten. Loïc zette met een zucht de mok neer.
Explosies lichte te midden van de sterren als schitterende speldenknoppen op en doofden weer uit. Het was een slag die duizenden kilometers van de drone carrier vandaan woedde met als inzet het hele stelsel. De sensoren van het kleine schip waren onafgebroken bezig om informatie te vergaren over wat zich in het vacuüm van de ruimte af speelde.
Loïc wilde liever niet denken aan de levens die verloren gingen als er weer een elektronisch signaal van het scherm verdween. De klinische weergave van de strijd op de monitoren had zijn persoonlijke voorkeur. Loïc had er geen behoefte aan om met eigen ogen te zien hoe een schip aan stukken werd gereten of verzwolgen door een uitdijende vuurbal. Hij liet met een afwezige blik in zijn grijsgroene ogen een vinger over zijn kin glijden. De nagel veroorzaakte een knisperend geluid bij het raken van de baardharen dat alleen hij kon horen. Ik moet me eigenlijk scheren.
De hoge stem van de pilote drong vaag tot de CO door. Hij was blij met de afleiding. Hij zou zich vermoedelijk pas echt kunnen ontspannen als ze het strijdtoneel ver achter zich gelaten hadden, maar daar had hij nog geen instructie van zijn supervisor voor ontvangen.
Revecca was gespannen. Loïc kon het aan haar stem horen, terwijl de pilote probeerde een gesprek aan te knopen met de naast haar zittende mechanische navigatie unit. Het bezorgde de scheepsofficier een schuldig gevoel dat hij niet beter zijn best deed om de trainee gerust te stellen, maar hij had er eenvoudig de woorden niet voor. Ze waren bezig de slag te verliezen. De uitkomst stond nog niet vast, maar de massale evacuatie op de planeet achter hen was een feit. Een eindeloze stroom van volgeladen schepen verliet het oppervlak. Het vertelde hem meer over de verloop van de strijd dan wat de monitors hem lieten zien. Het conglomeraat was bezig het gevecht met de concurrentie te verliezen en daarmee ook het stelsel. De directie kon het onvermijdelijke alleen maar uitstellen door de spaarzame versterkingen die arriveerden onmiddellijk in de strijd te werpen. De bemanningen van de bewapende transportschepen vochten met een bewonderenswaardige vastberadenheid tegen een overmachtige concurrent.
“Ze moeten toch inzien dat het zinloos is.” De woorden waren aan zijn droge lippen ontsnapt zonder dat hij het besefte.
Revecca stopte met praten en wierp een onzekere blik achterom. Het stelde haar enigszins gerust om haar in zichzelf mompelende meerdere te zien zitten. De CO wist wat hij deed, maar hetzelfde durfde ze niet over zichzelf te zeggen. De eerder met enig venijn uitgesproken woorden waren niet voor haar bedoeld geweest. Zijn ogen leken de beeldschermen geen seconde los te kunnen laten. Opeens vroeg ze zich af wie aan boord hem nu eigenlijk afloste. Loïc was altijd op de brug of in de directe nabijheid ervan te vinden als ze naar hem op zoek was. Onverwachts hief de CO het hoofd op. Het was voor Revecca alsof hij haar blik op hem had voelen rusten. Geschrokken en beschaamd dat ze was betrapt keek de pilote weer snel voor zich uit.
De robot registreerde met een emotieloze cameralens de rode kleur die zich over het gezicht van de pilote verspreidde. De machine constateerde dat het iets was dat met regelmaat gebeurde.
“Programmeer een rechtstreekse route voor een drone naar het front.”
Een deel van het mechanische hoofd van de navigator draaide tot een cameraoog naar achteren was gericht. “Wat wordt de opdracht voor de drone, meneer?”, informeerde de machine toonloos.
“Verkenning”, antwoordde Loïc kortaf.
Nieuwsgierig keek Revecca naar de robot. Het had voor haar iets griezeligs hoe niets op de kleine brug aan de drie cameraogen van de navigator leek te ontgaan.
“De positie van de vijandelijke schepen is de directie al reeds bekend. De meerwaarde van een ongewapende drone aan het front is te gering om de inzet ervan te rechtvaardigen. Het verlies ervan zal ons niet in dank worden afgenomen door onze supervisor.”
“Ik heb je gehoord. Het is mijn beslissing en ik draag de volledige verantwoording.”
Revecca zag hoe een cameraoog weer op haar werd gericht. De robot had gedurende al deze tijd twee andere camera’s op het instrumentenpaneel gericht gehouden. Ze was verbaast over het feit dat de robot de bevelen van zijn meerdere ter discussie durfde te stellen en curieus waarom de CO het leek te accepteren van een machine dat het gebeurde. Blijkbaar werd de robot niet onderworpen aan periodieke opschoningen, die de machine ervan zou hebben weerhouden een persoonlijkheid te ontwikkelen.
“Het is het standaard antwoord dat onze commandant verstrekt als hij met geen enkele logica kan beredeneren waarom hij iets doet”, verklaarde de navigator met een elektronische stem, die enigszins klagend aan deed.
De woorden deden Revecca glimlachen.
“Ook dat heb ik gehoord en mensen noemen het intuïtie.”
“Oh, natuurlijk, de menselijke intuïtie”, herhaalde de navigator. Het gebeurde op een toon alsof het ook uit het beperkte lijstje kwam van standaard antwoorden dat de CO blijkbaar had en de machine zo wel bekend was.
Luisterend naar de stem van hun supervisor sloot Loïc zijn grijsgroene ogen voor een kort moment en slaakte een zucht.
“Dat is het dan. We hebben weer een stelsel verloren.”
“We hebben talrijke noodsignalen van in problemen verkerende schepen van de veertiende vloot ontvangen, meneer”, meldde de mechanische navigatie unit. “De directrice zal gedwongen worden meerdere schepen achter te laten als ze nu de instructie tot een terugtocht geeft.”
Onverschillig haalde de CO zijn schouders op. “De Fabricage Gilde bouwt wel weer nieuwe schepen voor de Zaak.”
Revecca voelde zich misselijk worden. Ze dacht aan de mensen die sneuvelden of gewond raakten en waar niemand over leek te willen praten. Het verliep helemaal niet zoals ze zich de concurrentiestrijd tussen conglomeraten had voorgesteld. Ze vroeg zich af op welke wijze de Zaak het nieuws zou delen met de mensen thuis. Als het al gebeurde. Misschien resulteerde het slechts in een lagere notitie op de beurs. Ze keek voorzichtig om en zag haar CO met een onbewogen gezicht luisteren naar de robot.
“Het transportschip 373 heeft bericht motorproblemen te hebben. Het transportschip 263 heeft zware schade opgelopen. Het transportschip 115 heeft meerdere treffers geïncasseerd. Het transportschip 725…”
“Wat is er met de 115?”, vroeg een plotseling alerte Loïc. “De 115 maakt geen deel uit van de veertiende vloot en bevindt zich in het Orion stelsel.”
“De 115 maakte onderdeel uit van de gearriveerde versterkingen, meneer.”
Loïc schudde nauwelijks merkbaar het hoofd. Het was typisch iets voor zijn stiefzus om niets van zich te laten horen.
“Het transportschip 115 verzoekt dringend om hulp. De aandrijving is uitgevallen.”
Loïc zocht op het scherm naar het blauwe signaal dat de betreffende schip vertegenwoordigde, met honderderden robots en menselijke bemanningsleden aan boord. Het gewapende transportschip handhaafde nog altijd zijn positie in de linie. Het was hetzelfde moment waarop de directrice een laatste order aan wat nog resteerde van de veertiende vloot gaf. Het door escorteschepen omringde vlaggenschip verliet de linie om zich naar het door haar bevolen verzamelpunt te begeven. Het was ook het moment waarop de supervisor bepaalde dat de evacuatie met onmiddellijke ingang werd stopgezet.
“H nul negen, ik wil dat je een schip voor me vindt.” Hij verstuurde de locatie van het transportschip naar de piloot van de drone benedendeks.
“Meneer, u heeft de positie van de 115 naar mij gestuurd”, meldde de navigator.
“Nee, ik heb het ook naar jou gestuurd”, corrigeerde Loïc de machine.
De navigator begreep meteen wat van hem verwacht werd en begon een zo veilig mogelijke koers uit te zetten richting de ruimteslag. “Route geprogrammeerd.”
“Zet koers naar de 115, Revecca.”
“Wijken we daarmee niet af van onze opdracht, meneer?”, vroeg de navigator. “Ons schip is veel te klein om een transportschip van de Elgore klasse in veiligheid te slepen”, bracht de robot zijn meerdere in herinnering. “Of in het geval van een evacuatie de gehele bemanning aan boord te nemen.”
“Ik heb je gehoord.”
De pilote knipperde even met haar ogen. Eerder had de pilote het nog amusant gevonden om hem deze woorden te horen zeggen. Het bevestigde wat de navigator slechts kort te voren had beweerd. Ze vroeg zich af waarom dit transportschip zo belangrijk voor hem was.
“We hebben een bevel van onze supervisor ontvangen om ons naar het verzamelpunt...”
“Meneer, ik heb de 115 in beeld”, onderbrak robot H09 de navigator, zich onbewust van wat het had gedaan.
De opnamen van de drone werden op het grote scherm weergegeven. Revecca staarde naar het beschadigde transportschip. De bemanning ervan vuurde nog altijd op een voor hen onzichtbare vijand, maar het was geen eenzijdig gevecht. Er waren branden aan boord van het schip uitgebroken en de romp vertoonde zware schade. Shuttles vlogen de hangar uit. Er vloog iets kort voor de lens langs. Plotseling ging het beeld op zwart.
“De verbinding is verbroken vanwege externe factoren. We moeten aannemen dat de drone verloren is gegaan, meneer.”
Externe factoren, herhaalde Revecca in gedachten. H09 bedoeld kapot geschoten!
“Bedankt voor de informatie, H nul negen.”
“We moeten na een visuele inspectie van de schade aan het transportschip ook de conclusie trekken dat we de 115 als verloren kunnen beschouwen, meneer. Er was zo te zien al een evacuatie gestart.”
Revecca sloot een moment haar ogen. Weer een schip uit de linie dat de vloot had verloren.
“Daar lijkt het inderdaad op”, bevestigde Loïc koel.
Hij klonk rustiger dan Revecca eigenlijk had verwacht dat hij zou reageren. Misschien was dit het juiste moment om hem opnieuw aan het bevel te herinneren. “Het bevel, meneer, om ons naar het verzamelpunt te begeven?”
“Later.”
“Het is een direct bevel van onze supervisor, meneer”, voegde de navigator er aan toe.
“We hebben op de brug allemaal het bevel gehoord. Heeft de supervisor er soms een tijdsfactor aan verbonden dat mij mogelijk is ontgaan?”
“Nee, meneer, maar…”
De CO stak een hand op om de robot tot zwijgen te brengen. “Jullie hebben gelijk.”
De pilote keek verrast om.
“We begeven ons naar het verzamelpunt, zodra ik vind dat het te gevaarlijk voor ons wordt.” Hij zuchtte en liet in een verslagen gebaar zijn hand zakken. “Ik wil alleen weten of mijn zus nog leeft en veilig is.”
Revecca zag even een glimp van wanhoop, voor haar meerdere zichzelf weer volledig onder controle leek te hebben. De onthulling van de familiaire band die hij had met het transportschip 115 verklaarde voor haar zijn bereidheid om risico’s te willen nemen. Het betekende echter ook dat de carrier en iedereen aan boord aan groot gevaar bloot zou worden gesteld. Ze wist nog niet hoe zij hier zelf tegenover stond. Het vooruitzicht om het front te bereiken benauwde haar en tegelijk voelde ze de opwinding door haar aderen stromen.
“Maximum vermogen, Revecca!”
De pilote bevestigde het gehoorzaam.
“Je doet het tot zover uitstekend. Voor een groentje.”
Ze had eerder met tegenzin koers gezet richting de oplichtende explosies in de verte, maar het uitgesproken vertrouwen dat Loïc in haar toonde sterkte haar. De oplichtende humor in zijn stem overtuigde de pilote dat de CO zichzelf weer helemaal onder controle had.
De navigator had het hoofd gedraaid om Revecca met alle drie de cameraogen in zich op te nemen. “Ik dacht dat je eerder schepen van deze klasse had gevlogen?”
De pilote haalde verontschuldigend de schouders op. “Voornamelijk in simulaties.” Ze had nog meer willen zeggen, maar ze liet geschrokken het schip duiken om een naderende transportschip te ontwijken. Het grote schip vuurde naar achteren, waar de vijand zich bevond.
“We worden opgeroepen door de 097, meneer“, meldde de navigator.
“Negeer hen.”
De robot gehoorzaamde en begon in plaats daarvan allerlei knoppen op het paneel in te toetsen.
“Wat ben jij aan het doen?”, siste Revecca.
De navigator reageerde niet meteen.
“Ik heb met behulp van de boordcomputer onze kansen berekend om met een onervaren piloot ongeschonden het verzamelpunt te bereiken en deze zijn sinds ons vertrek drastisch verkleind. Als voorzorgsmaatregel download ik het huidige versie van mijn geheugen naar de ontsnappingscapsule.”
“Bedankt voor het vertrouwen.”
“Wil je soms het slagingspercentage van mijn berekening weten?”
“Nee.”
“Je hebt toch nog iets gemeen met onze CO. Hij wil het ook nooit weten.”
Het gezicht van Revecca betrok.
“We ontvangen oproepen van andere piloten die in moeilijkheden verkeren, meneer.”
“Deel onze koers met hen. Laat de drones opstijgen om ruimte vrij te maken voor diegenen die in nood verkeren. Activeer de medic. Ik denk dat hij het druk gaat krijgen.”
De pilote zag de grote monitor opdelen in een toenemend aantal beelden afkomstig uit afzonderlijke cockpits van piloten die contact met hen opnamen.
“We kunnen ze nooit allemaal aan boord nemen, meneer”, riep Revecca.
“Je hebt gelijk. Dump de toestellen om ruimte vrij te maken als het nodig is.”
Het was de meest praktische oplossing die ze zelf ook had kunnen bedenken, maar de pilote wilde niet de verantwoordelijk daarvoor dragen.
“Wie roept mij op?” Vafara had met een bedenkelijk gezicht geluisterd naar de stem die, ondanks de elektronische vervorming, zo vertrouwelijk had geklonken. “Loïc, ben jij dat?”
“Ja, wat is je situatie?”
“Het ziet er niet goed uit, Loïc. Ik heb nog brandstof voor hooguit een minuut of drie. De 115 is vernietigd en ik ben mijn squadron kwijt geraakt. Het is een slachtpartij. Ik wil dat je onze moeder...”
“Dat moet voldoende zijn om aan boord van de Tyche te kunnen landen”, onderbrak Loïc haar. “Vlieg me tegemoet.”
“Landen?” Haar verwarring was compleet. “Je bent hier?”
Haastig begon ze diverse knoppen in te drukken om informatie op te vragen. “Loïc, jij stomme…”
“Dat hoorde ik.”
Ze drukte haar lippen na de bruske onderbreking stijf op elkaar en draaide de jager. De drone carrier was volgens de computer veel dichterbij dan ze had durven aannemen. Haar broertje had een gigantisch risico genomen en zij was de enige reden dat ze hiervoor kon bedenken. Ze zou blijven leven als ze zijn lelijke schip tijdig kon bereiken en dat was een inspirerende gedachte. Plotseling klonk er een alarm.
“Loïc!”
De paniek in haar stem kon Loïc onmogelijk ontgaan. “Wat?”, vroeg hij gealarmeerd. “Ik ben bezig.”
“Acht, nee, negen bandieten op onderscheppingskoers!”
Vafara voerde de snelheid nog verder op om de achtervolgende jagers voor te blijven. In de cockpit lichte de waarschuwingslampen op. De eerste van de drie motoren viel sputterend uit. Nog een paar tellen en dan zouden de andere motoren ook met een tekort aan brandstof krijgen te kampen.
“Het is te laat voor mij. Vertel onze moeder dat ik van haar houd.”
“Je mag het haar zelf vertellen.
“Breng jezelf in veiligheid.”
“Ik ben voor jou gekomen. Kan je me al zien?”
“Nee!”
Verbaast over de vraag schudde Revecca het hoofd. Het was onmogelijk voor zijn zus om hen te zien en Loïc moest dat ook weten. Tussen hen en de jager bevond zich een in stukken gebroken transportschip. De voor hen uitvliegende drones ontweken scherp manoeuvrerend de talrijke wrakstukken.
“Stel de drones in op ramkoers.”
De drones hadden de wrakstukken achter zich gelaten en voerden de snelheid op tot de voorgeprogrammeerde veiligheidsgrenzen werden overschreden.
In de cockpit kostte het Vafara de grootste moeite om het signaal op het scherm te blijven zien dat de SFDC097 moest zijn. Het was omringd door andere elektronische signalen. Voor ze kon vragen wat het betekende begon haar derde motor te stotteren en enkele seconden later lichte de ruimte rondom haar cockpit op.
“Ik lig onder vuur!”
“Ik heb je gehoord. Jij wilde toch zo graag in onze vloot dienen? Het is wat je noemt een beroepsrisico, zus. Hulp is onderweg.”
Loïc had het met een ingecalculeerde zorgeloosheid gezegd, terwijl het zweet in zijn ogen prikte. Revecca haalde tot voor kort nog onvoorstelbare manoeuvres uit met de drone carrier. Hij werd ondanks de riemen heen en weer geslingerd in zijn stoel. Hij moest zijn aandacht evenredig verdelen over het redden van zijn zus en een geïmproviseerde evacuatie. Vafara was niet de enige in problemen verkerende piloot geweest.
“Zijn dat drones?”
“Ik ben aan het improviseren. Houd op met klagen en ik zie je straks.”
Het leidde in ieder geval de aandacht van de vijand af van de hulpeloze Vafara. Op de beeldschermen waren de laatste beelden te zien die de drones uitzonden voor ze werden vernietigd of frontaal op de naderende jagers botsten. Loïc schakelde weer over op een ander kanaal. “Hoeveel brandstof en munitie hebben jullie nog aan boord?”
“Wat hebt u in gedachten, kapitein?”, vroeg een jachtpiloot.
“Ik zie je!” Opgetogen keek Vafara naar de afgeplatte voorkant van de drone carrier. Het was een weinig imponerend gezicht. Ze had het fantasieloze en industriële ontwerp van het schip altijd verfoeid. Het was nu echter het mooiste wat ze in haar hele leven had gezien. De SFDC097 vuurde uit het enige wapen waar het over beschikte om zich te verdedigen. Ze besefte de waanzin om deze aanval op de overgebleven vijandelijke jagers voort te zetten en het vloog te snel.
Loïc nam te veel risico om haar te redden. Ze wilde het kleine schip oproepen, maar onderbrak deze handeling. Had het schip nu vaart verminderd?
De twijfel veranderde in zekerheid. De carrier was vrijwel naast de jager tot stilstand gekomen en draaide naar haar toe.
“Loïc, je flank! Bescherm je flank, idioot.” Ze was nauwelijks uitgesproken of de Tyche opende een waar spervuur. Tientallen raketten werden in snelle opeenvolging afgeschoten. Lichtspoormunitie vloog de vijand tegemoet. Pas nu werden de jagers zichtbaar die zich eerder achter de drone carrier verborgen hadden gehouden. Verbijsterd kon Vafara slechts toekijken hoe de dichtstbijzijnde vijandelijke toestellen in snelle opvolging werden vernietigd. De laatste jager brak beschadigd het gevecht af.
“Houdt je gereed, Vafara.”
De pilote zag de SFDC097 steeds dichterbij komen. Een landingsplatform draaide en onthulde nog een jager aan de andere kant.
“Loïc, wat gaat er gebeuren?”
Het landingsplatform was halverwege de draai tot stilstand gekomen en onthulde het plafond van de hangar aan Vafara. Het waren vanuit haar oogpunt twee ontstellend kleine openingen.
“We scheppen je op.”
“Je schept me op? Is dat je plan?” Razendsnel begon ze de aan de buitenkant van haar jager bevindende modules met wapens en aandrijving los te koppelen om haar kansen te vergroten het waanzinnige plan van haar broertje te overleven. Ze zette zich schrap. De jager raakte de geparkeerde jager, die door de klap los kwam. In de rondtollende wereld die haar cockpit was geworden gilde Vafara en hield de armen beschermend voor haar lichaam. De jager schampte het platform en ketste de hangar in.
Achter haar draaide het platform verder om de hangar af te sluiten, terwijl de carrier haar draai voltooide.
Hulpeloos staarde Loïc naar het scherm. Een camera op de romp van de carrier toonde hem de beelden van een beschadigde jager die de wand van het schip raakte, nog zwaarder beschadigd werd en van de wand de ruimte in stuitte.
Op een scherm voor hem verscheen een formatie van vijandelijke signalen.
Loïc sloot zijn ogen. Het was nu te laat voor nog een tweede poging. Wat moest hij nu aan zijn moeder vertellen?
“Haal me hieruit!”
Loïc leunde naar achteren en staarde met nietsziende ogen voor zich uit. Hij kon haar nog horen, maar hij was niet in staat om een troostend woord uit te brengen. Het was zijn schuld. Hij moest de beslissing nemen om haar achter te laten en zij zou de Tyche zonder haar zien vertrekken.
“De laatste jager is geland, meneer”, meldde de navigator.
“Het is tijd om te vertrekken”, bracht hij er zacht uit. “Haal er alles uit wat er in zit, Revecca. We krijgen gezelschap.”
De pilote knikte heftig. Ze vond het persoonlijk de hoogste tijd. “Ik ben al bezig.” Ze riep het harder dan noodzakelijk was om gehoord te worden.
Revecca was verrast dat haar CO zo rustig bleef onder de situatie. Ze had in zijn geval vermoedelijk de brug onmiddellijk verlaten om al bij de hangar te zijn voor deze op druk was gebracht. Wat een professionel!
“De medische robot wil u dringend spreken, meneer.”
“Verbind maar door.”
“Meneer, ze weigert mee te werken.”
“Wat?”
Voor de machine zichzelf kon verklaren kon hij al een vrouwelijke stem op de achtergrond horen. “Loïc, vertel dat stuk blik dat hij van me afblijft.”
“Meneer, ik kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de medische analyse van haar verwondingen als ze permanent weigert om mee te werken.
“Je kan me straks analyseren en verbinden, begrepen? Maar eerst ga ik naar mijn broer toe.”
“Meneer, ze loopt weg. Wat moet...”
Grijnzend verbrak Loïc de verbinding. Ze was in leven! Het riep echter ook een vraag bij hem op. “Revecca, die jager die onze romp raakte...”
Revecca keek om. “Tot zover ik op camera’s kan zien is de schade is gering, meneer. Het moet los zijn geraakt toen de jager van uw zus er tegenaan botste.”
“Aahhh.” Loïc knikte begrijpend.
“Jij stomme idioot. Het is nu gedaan met je carrière bij het conglomeraat.”
Loïc draaide zich om, maar voor hij overeind kon komen had Vafara al een arm om hem heen geslagen en hem tegen zich aan gedrukt. De andere arm bungelde slap langs haar lichaam. Bloed druppelde op het rooster. Ze was niet ongeschonden uit de cockpit geklauterd.
Hij klopte haar op de rug. Voorzichtig drukte hij haar van zich af en veegde onbeholpen de tranen van haar gezicht. Hij wist zich geen goed raad met haar en zijn eigen emoties in het bijzijn van andere mensen.
“Haal haar alsjeblieft van de brug. Ik heb nog werk te doen.” Hij wuifde naar de deur. “Zorg dat je verzorgd wordt, Vafara. Het is je plicht. Het conglomeraat heeft niets aan gewonde jachtpiloten.” Loïc had het bruusker gezegd dan hij het eigenlijk bedoelde.
“Wat heeft het conglomeraat aan medewerkers die instructies van hun leidinggevenden negeren?”, kaatste ze terug.
“Ik wilde niet degene zijn die tegen onze moeder moet vertellen dat ik het was die je daar had achtergelaten”, voegde hij er zachter aan toe.
Vafara liet een hand over zijn gezicht glijden en voelde de baardstoppels onder haar vingers. De laatste keer dat hij zich geschoren had moest ruim een dag geleden zijn geweest. Waarschijnlijk was hij al op de brug vanaf het moment dat de veertiende vloot zich in positie manoeuvreerde om slag met de concurrentie te leveren.
“Als de oudste hoor ik op jou te passen, broertje. En het wordt tijd om je te scheren.”
“Ik heb je gehoord.”
De navigator leidde de pilote voorzichtig de brug af. Langs het motto van de Fabricage Gilde dat de wand sierde.
“Ik vind mijn weg zelf wel.”
Ondanks de pijn hadden de aanwezige bemanningsleden Vafara zien glimlachen.
Loïc keek met een bedenkelijk gezicht naar de vlekken op zijn uniform. Hij hoorde de deur achter zich dicht schuiven. “Weet ze wel hoe lastig bloed uit te wassen is?”
“Dat weet elke vrouw”, reageerde Revecca.
De weer plaats genomen navigator nam de situatie in zich op. “Ik denk dat ze gewoon blij was u weer te zien, meneer.”
“Ja, nou, ze had toch gewoon bedankt kunnen zeggen.”
De geïrriteerdheid van zijn CO verwarde de robot. “Menselijke interactie blijft voor mij moeilijk te doorgronden.”
“Dat geldt niet alleen voor robots. Vooral als ze je oudere zus is.”
“Is daar dan ook nog verschil in?”
“De CO was sarcastisch”, mengde Revecca zich in het gesprek.
“Ik hoorde dat.”
Glimlachend schudde ze het hoofd. Het had inmiddels iets vertrouwds gekregen om het Loïc te horen zeggen.
Op het scherm verscheen een nieuw signaal.
“We ontvangen een bericht van de Assistence, meneer. Ze is teruggekeerd van het verzamelpunt.” De navigator verhoogde de volume. “Ze zenden uit op alle frequenties.”
Loïc leunde met een bleek gezicht naar achteren. De locatie van het verzamelpunt van de veertiende vloot was uitgelekt naar de vijand. De directrice was haar vloot voorgegaan naar een zekere vernietiging.
“Het was een hinderlaag”, mompelde Revecca verbijsterd. Haar gezicht drukte pure ontzetting uit.
“Fantastisch.”
Verbaast keek Revecca om. Ze had een geheel andere reactie verwacht van haar CO.
“Ze zal me straks en voor de rest van mijn leven in gaan wrijven dat we dankzij haar allemaal nog in leven zijn.”
De robot keek tegelijk naar zijn meerdere en Revecca, zonder zijn taak als navigator ook maar een moment te laten verslappen.
“Heeft onze CO het nog altijd over zijn zus?”
Revecca haalde de schouders op. “Wat kan ik zeggen? Familie is iets bijzonders.”
De navigator leek deze informatie in zich op te nemen en ergens in zijn geheugen op te slaan.
“Waar nu naar toe, meneer?”