dinsdag 24 november
De deur zwaaide open en een man stapte de hal binnen. Het gebeurde behoedzaam, terwijl Loïc voortdurend het hoofd draaide om te kijken dat hij niet met het hout in zijn handen ergens tegenaan stootte. De deur zou automatisch sluiten na een ingeprogrammeerde tijd. Zonder zich te haasten draaide hij iets en tilde de planken aan één kant verder op om de rijen postbussen aan zijn rechterzijde te ontwijken. Hij had deze tocht naar zijn woning al ontelbare malen gemaakt en wist inmiddels waar hij op moest letten. De hal bevatte twee deuren. De deur waardoor hij naar binnen was gekomen maakte de hal toegankelijk voor iedereen. Een omvangrijke sleutelbos verscheen in zijn hand, terwijl achter hem de deur dicht zwaaide. Zodra deze was gesloten kon hij de tag gebruiken die zich tussen de sleutels bevond om toegang te krijgen tot het appartementencomplex. Verrast keek hij op zodra hij de deur zich hoorde ontgrendelen voor hij de kans had om de zwarte, druppelvormige tag voor het toegangscontrolesysteem te houden. Loïc had te veel aandacht geschonken aan zijn directe omgeving om de wachtende vrouw en kind achter het glas van de deur te zien staan. De deur zwaaide open. Hij zag de vrouw naar achteren stappen voor ze haar zoontje met zich mee trok. Misschien gebeurde het om niet geraakt te worden door de planken, maar Loïc vermoedde een andere reden. Hij glimlachte naar hen, maar alleen de jongen lachte terug.
Het tweetal wachtte in het trappenhuis tot de man de hal had verlaten met zijn planken. Anneke zag hem de trappen afdalen. Voorzichtig zette Loïc stap voor stap, terwijl hij het hout boven de reling hield en ver genoeg van de muur vandaan om nergens enige schade te veroorzaken. Hij voelde de ogen van de vrouw op zich gericht.
“Mama, is dat de boef?”
Loïc hoorde de deur zich sluiten. Ze had te lang met haar zoontje gewacht. Afgeleid door zijn aanwezigheid alleen. Hij keek om en zag de vrouw een paar keer haar tag op en neer bewegen om de deur weer open te krijgen. Ze had zichtbaar haast gekregen. Geamuseerd liep Loïc de laatste treden af tot hij de vloer van de kelder had bereikt. Hier hadden de overige bewoners van het gebouw een parkeerplaats en een berging. Hij was hier recent komen wonen. Een houten deur die in het verleden toegang verschafte tot de technische ruimte bevatte nu zijn studio. Twee met een zwarte stift geschreven cijfers hadden het eenvoudige deurbordje vervangen. Het stond open, omdat hij al enige tijd op en neer aan het lopen was. Een korte blik op zijn horloge overtuigde hem ervan dat het tijd werd om haast te gaan maken. De grijns verdween van zijn bleke gelaat. Loïc rende opnieuw de trap op. De bolderwagen die hij buiten had laten staan moest ook naar binnen. Hij had er dankbaar gebruik van gemaakt om het hout en ijzerwaren van de bouwmarkt naar het appartementencomplex te transporteren. De bezorgkosten dat hij hiermee bespaarde had hij aangewend om meer schroeven te kopen. Hij had er graag wat zweet voor over.
De reclassering had echter geen oog voor de moeite die hij deed om met een beperkt budget tot zijn beschikking de technische ruimte om te bouwen tot een woning. Over minder dan een kwartier zou de enkelband hem buiten de studio signaleren als hij hier bleef.
De bolderwagen stond waar hij het had achtergelaten. De planken waren zo lang geweest dat hij deze er schuin liggend op vast had gemaakt om er toch voor te kunnen blijven lopen. De kartonnen doosjes met schroeven konden erin blijven terwijl hij de wagen met zich meetrok. Het waren deze momenten waarop hij de lift miste, die op en neer bewoog tussen de begane grond en de derde etage. Alleen de trap in het trappenhuis leidde naar de kelder. Aan de andere kant reduceerde het ook de maandelijkse servicekosten aanzienlijk, maar dat zag hij uit gemak over het hoofd. De telefoon begon te zoemen.
“Nee, nee, nee, ik heb nog tijd.”
Ruw trok hij de bolderwagen de laatste meters tot de voordeur met zich mee voor hij de telefoon opnam.
“Ja?”
Loïc ontspande zich met een zucht. Het was niemand van de reclassering die hem belde. Hij liet de handgreep van de bolderwagen los. De ruimte achter de grijs gekleurde schuifdeur was beperkt. Een deurmat bedekte de hele vloer van wat als een hal kon worden beschouwd, voor het met een paar treden overging naar een verhoogde vloer van de gang. Hij nam plaats op de houten trap en begon zijn schoenen uit te trekken, die een plaats kregen op de anderhalf meter brede treden. Aan de andere kant van hem stond een paar van lage laarzen.
“Wat is er, Revecca?”
Onbewust van wat hij deed kwam de man weer overeind. Alle irritatie bij het verschijnen van haar naam op het kleine scherm was verdwenen bij het horen van de stem, die aan zijn tante toe behoorde. Hij rende de trap op en na nog geen tien treden produceerde de enkelband al een waarschuwend geluid. Zonder er aandacht aan te besteden rende hij verder. Kijkend door het glas van twee deuren zag hij iemand in een rolstoel naderen. Ze reed sneller dan hij voor mogelijk had gehouden. Fanatiek bewoog hij de tag op en neer tot de deur open ging.
“Ik zie haar.”
De telefoon ging over. Hij had een tweede beller en ditmaal was het wel de reclassering, maar hij had alleen oog voor de vrouw in de rolstoel. Ze sloeg met haar gebalde handen op de deur, die pas zou open zwaaien als de andere was gesloten. De blouse die ze droeg was gescheurd en bedekte nauwelijks meer haar lichaam.
“Jezus Christus”, mompelde hij nauwelijks verstaanbaar.
Hij hoorde de veronruste meldkamercentraliste vragen wat hij zag.
dinsdag 8 december
De agente liet haar vingers over het recent aangebrachte huisnummer glijden. Het zag er minder armzalig uit dan de eerder geschreven cijfers op de houten deur. De eigenaar van het kleine appartement had eind november haar een memorabele werkdag op de meldkamer bezorgd. Het was een administratieve functie die ze tijdelijk vanwege medische redenen had vervuld, maar nu was ze weer terug op de plaats waar ze wilde zijn en dat was op straat. Ze had eigenhandig haar neefje bij het werk betrokken. De dichtstbijzijnde patrouille was te ver van hen vandaan om iemand in een mogelijk levensgevaarlijke situatie te redden. Hij had deze keer zonder tegenstand te bieden of te protesteren naar haar geluisterd. Het had haar een reprimande met verwaarloosbare consequenties opgeleverd, maar dat had haar geen zorgen gebaard. Voor even hadden ze als familie aan dezelfde kant gestaan en dat haar een gelukzalig gevoel bezorgd. Hij zou de voor hem onbekende vrouw beschermen, omdat zij het hem gevraagd had dat te doen. Loïc zou bereid zijn alles te doen wat hij nodig achtte om haar te beschermen. Hier zou ze veilig zijn tot de politie arriveerde. Zo had het tenminste moeten verlopen als iedereen zich aan de afgesproken procedures had gehouden en de politiek er ver buiten was gebleven.
Ze trok haar hand terug van de koperen getallen nul en één zodra de brede voordeur begon open te schuiven. Op haar ronde gezicht verscheen een bezorgde uitdrukking bij de verschijning van de jongere man in de deuropening. Het waren zijn grijsgroene ogen die Revecca herinnerden aan haar zus, maar met de hoekige trekken van zijn gelaat was hij het evenbeeld van zijn vader. Zweetdruppels parelden op zijn bleke voorhoofd. Ze zag hem slechts even met zijn half dichtgeknepen ogen naar de boodschappentas kijken die ze met beide handen vasthield voor hij een hoorbare zucht slaakte. Revecca verwachtte vragen, maar het was alsof hij uit haar verschijning alleen al voor hem afdoende conclusies had getrokken.
“Mag ik binnenkomen?”
“We zijn in quarantaine.” Hij kuchte er opzettelijk bij, zonder een hand voor zijn mond te houden. “En dat is jouw schuld.”
Haar ongerustheid over zijn gezondheid maakte plaats voor iets van opluchting. Ze zou zich meer zorgen hebben gemaakt als hij minder vijandig was geweest.
Loïc stapte met zichtbare tegenzin weg van de deur. De ruimte van de hal was bekrompen met een paar traptreden slechts een enkele pas achter hem. Hij gebaarde haar verder te komen zonder een helpende hand naar de zwaar lijkende tas uit te steken. De brede, houten traptreden kraakten onder zijn blote voeten.
Revecca kwam binnen lopen. De minimale hal ging vanaf de trap over in een gang met een verhoogde vloer waar haar neef was blijven staan wachten. Ze vergrendelde de deur, liet haar schoenen bij de deurmat achter en volgde hem.
“De situatie rond het asielzoekerscentrum is nog altijd gespannen”, verklaarde Revecca ongevraagd. Ze voelde zich altijd rusteloos onder zijn stilzwijgen en probeerde naar haar eigen stem te luisteren hoe ze klonk. Kwam ze zelfverzekerd over?
“Heb je daarom je uniform thuis gelaten?”
Ze keek naar zijn achterhoofd. Het klonk als een vraag die hij had gesteld zonder zelfs in haar richting te kijken, maar de agente wist wel beter. Hij zocht slechts naar een bevestiging van zijn vermoedens. Toch knikte Revecca onbewust voor ze het tegelijkertijd bevestigde.
“Gisteren was mijn laatste dag als een meldkamercentraliste.”
“Hmn.”
Uit de keuken verspreidde zich een heerlijke geur die ze in het voorbij lopen met zich meevoerde naar de ruimte waar haar neef het meeste van zijn tijd doorbracht. De rechthoekige ruimte fungeerde als kantoor, woonkamer, eetkamer, trainingsruimte en slaapkamer in één.
Het verbaasde Revecca steeds opnieuw hoe Loïc de technische ruimte had omgebouwd tot een studio. Het telde nog net geen veertig vierkante meter en toch was hij in staat hier alleen te leven zonder dat ze tot zover een klacht over zijn lippen had horen rollen.
Voor de vervanging en modernisering van de aanwezige apparatuur was een nieuwe locatie in de uitgestrekte kelder van het appartementencomplex gevonden. De Vereniging van Eigenaren had de vrijgekomen ruimte te koop gezet en verheugd gereageerd toen een geïnteresseerde er een eenkamerappartement van had willen maken in plaats van het als opslag voor goederen te gebruiken. Het zou immers betekenen dat na een herberekening nog iemand in de maandelijkse servicekosten voor het gebouw zou gaan bijdragen.
Misschien achteraf wel met iets van spijt, dacht Revecca ironisch. Het onvermijdbare nieuws was uitgelekt dat Loïc, als de nieuwe eigenaar, onder elektronisch toezicht stond van de reclassering. Het had tot een onstuitbare stroom van geruchten geleid, waar haar neef zich weinig om leek te bekommeren. Daarnaast waren de door hem te betalen servicekosten slechts minimaal en zou het nog vele maanden gaan duren voor het op zou wegen tegen de gemaakte notariskosten en andere aanpassingen door het VvE.
Ze had deze keer echter weinig oog voor het spaarzaam gemeubileerde vertrek. Haar aandacht ging uit naar de vrouw in de rolstoel. De tolk droeg een voor Revecca bekende trui die te groot voor haar was, maar er warm en comfortabel uit zag.
“Hallo, Nisa. Ben je aan het koken voor hem?”
De Syrische vrouw schudde het hoofd. “Nee, ik kook een sinaasappel met kruidnagel in water. Alles gaat er lekkerder door ruiken. Ik deed dat thuis regelmatig en het werkt goed.”
Revecca kon het slechts met een glimlach beamen. Sinds de komst van de tolk had ze gezien dat de studio steeds huiselijker oogde.
“Heb je eindelijk goed nieuws voor me?”
De agente schudde met een ernstig gezicht kort het hoofd.
“Het spijt me.” Ze zette een meter voor de rolstoel de boodschappentas op de vloer voor ze een paar stappen terug deed.
“Je kan niet meer terug naar huis toe, Nisa. Het spijt me heel erg voor je. Het was slechts een kwestie van tijd voor ze hadden achterhaald waar je woonde. We hebben daarbij onderschat hoe ver ze bereid waren te gaan. Ze hebben brand gesticht.”
“Oh, dit is helemaal fantastisch”, mompelde Loïc en schoof het toetsenbord van zich af voor hij in zijn bureaustoel naar de beide vrouwen toe draaide. “Je kwam hier om ons te vertellen dat ik nog langer met haar opgescheept zit?” Hij kuchte ditmaal wel met de hand voor de mond.
“Loïc, ze hebben twee brandbommen bij haar naar binnen gegooid. De brandweer kon met moeite voorkomen dat het vuur oversloeg naar de buren, maar alles binnen is verbrand.”
“Mijn fotoboek!”
“Het spijt me zo voor je. We hebben niets kunnen redden.”
“Mijn fotoboek.”
Loïc leunde naar achteren tot hij de stoel hoorde kraken. Hij had dagen geleden al spijt gekregen van het feit dat hij de vrouwelijke tolk te hulp was geschoten. Nisa was op de vlucht geslagen en had 112 gebelt, maar gebonden aan haar rolstoel dreigde ze niet ver te komen. Hij had haar bij het appartementencomplex binnen gelaten en naar de kelder gedragen. Het was Revecca die er bij hem op had aangedrongen om haar tijdelijk in huis te nemen, tot de politie haar op een rustiger moment naar het politiebureau kon escorteren. Alleen bleek dat moment steeds verder weg te geraken. De burgemeester wilde de agressief geworden asielzoekers niet provoceren door de politie hardhandig te laten optreden en negatief in het nieuws komen. Slechts een paar mensen wisten waar de tolk zich verborgen hield. Voorlopig was ze hier veilig voor de mensen die haar zochten. Alleen bleek Loïc daarmee wel iemand in huis te halen die waarschijnlijk op het AZC besmet was geraakt met Covid-19, omdat korte tijd later daar een Corona uitbraak werd gemeld. Zelfs collega’s van Revecca hadden het opgelopen en anderen waren uit voorzorg naar huis gestuurd. Het had geresulteerd in een zwaar onderbezet politiebureau. Het was slechts een kwestie van tijd geweest voor Loïc ook ziek was geworden. Tot zijn ergernis had de tolk minder last van de gevolgen gehad dan hij ondervond.
“En nu?”, vroeg Loïc met een somber voorgevoel.
Revecca keek de tolk aan. “De gemeente gaat voor je op zoek naar een andere woning. Ik kan je helpen aan spullen.”
“Heb ik helemaal niets meer?”
Haar zachte, gebroken stem had geen enkele zichtbare uitwerking op Loïc. “Ja, alles is verbrand.” Hij slikte iets weg. “Wanneer denken ze iets voor haar gevonden te hebben?”
“Loïc, het kan wat tijd in beslag nemen voor ze een vervangende woning voor haar hebben gevonden.” Even aarzelde Revecca. “De woningstichting wil geen risico lopen en dat bemoeilijkt de zoektocht.”
“Vertel je me nu dat ik straks de kerst met haar door breng?”
Nisa keek van de agente naar Loïc en weer terug. Haar gedachten waren een wilde maalstroom en ze probeerde grip te krijgen op de situatie. Slechts enkele woorden die haar bereiken bleven bij haar hangen. “Kerst?”, fluisterde ze.
“Ik weet het niet, Loïc.”
“Oud en Nieuw dan?”
Revecca haalde de schouders op. Ze zag het gezicht van Loïc verstrakken. Hij liet een hand over zijn kaal geschoren hoofd glijden.
“Hier heb ik niet voor getekend.”
“Het is een samenloop van omstandigheden, Loïc. Ik begrijp hoe jij je voelt, maar…”
“Nee, dat begrijp je niet. Ik ben graag alleen en nu moet ik mijn leven vierentwintig uur per dag met haar delen. Als zij wil gaan slapen moet ik ophouden met werken en het bed klaar maken. Ik moet me aankleden na het douchen. Mijn dagelijkse routine is weg. Ik moet vrouwenspullen meenemen als ik boodschappen ga doen. Door haar ben ik ziek geworden. Ze zou hier hooguit een paar uur blijven. Dat was de afspraak. Dat heb jij tegen mij door de telefoon gezegd. Ik moest zelfs mijn deur barricaderen van jou.”
Kalmerend stak Revecca haar handen naar hem op. “Loïc?” Ze had liever gehad dat hij was gaan schreeuwen. Daar kon ze mee overweg, maar hij was te beheerst.
“Ik wil haar weg hebben en mijn leven zoals het was hervatten.” Hij ademde rustig uit. “Jij nodigt me nooit meer uit om iets te vieren of een andere familiebijeenkomst.”
Geschokt liet de agente haar handen zakken. “Maar we zijn familie.”
“Ik heb mijn familie begraven.”
“Als mijn zus hier...”
“Je kan haar niet vervangen omdat je mijn moeder hebt belooft op me te letten en je kan me evenmin behoeden voor de fouten die ik maak in mijn leven.”
“Ik ben ook je familie”, fluisterde Revecca met glazig geworden ogen.
Nisa reed in haar rolstoel dichterbij tot ze de agente een stap naar achteren zag zetten om een veilige afstand te kunnen bewaren.
“Ik moet naar huis toe en een afspraak maken voor de test”, verklaarde Revecca, het moment aangrijpend als een excuus om de studio te kunnen verlaten. Ze draaide zich snel om zodat niemand haar beginnende tranen zou zien.
Nisa keek naar Loïc, die zijn werk weer had hervat. Schijnbaar blind voor wat haar niet was ontgaan. “Dat was.. was.. niet goed.”
“Denk je soms dat dit een hotel is? Zal je man vast leuk vinden om te horen dat je hier nog langer blijft slapen.”
Nisa keek naar de gouden ring om haar vinger. De man had onbewust iets aangeroerd waar hij geen weet van kon hebben hoe pijnlijk het voor haar was.
“Je tante..”
“Ik ben aan het werk”, onderbrak hij haar.
Ze keek om zodra ze de voordeur open en dicht hoorde gaan.
“Je was te hard voor haar.”
“Vind je het eerlijk voor ons? Ik ben mijn rust kwijt. Jij hebt geen enkele privacy. Zelfs niet op het toilet. Ik wil niemand om mij heen hebben en jij wilt waarschijnlijk andere mensen om je heen hebben.”
Automatisch keek ze bij het gevallen woord privacy richting de doucheruimte en het zich daar achter bevindend toilet. Bij beiden ontbrak een schuifdeur omdat hij bepaalde prioriteiten moest stellen met het maandelijkse budget dat tot zijn beschikking stond. Na aftrek van alle kosten voor zijn schamele loon bleef er niet veel over om te kunnen spenderen. Het was tot haar komst geen enkel probleem geweest voor hem, maar nu leefden ze met z’n tweeën hier.
“Ik heb wel erger moeten overleven, voor een veel langere tijd”, zei de nu rechtop zittende Nisa met gepaste trots, “en ik kan me zelf heel goed redden.”
Hij stopte met typen om haar aan te kijken. Zonder het oogcontact te verbreken trok hij een broekspijp op om een zwart gekleurd kastje te onthullen dat met een band om zijn enkel was bevestigd. “Ik heb een strafblad en draag dit met me mee.”
“Jij maakt mij daarmee niet meer bang. Ik heb van je tante gehoord waarvoor je bent veroordeeld.” Ze reed dichter naar hem toe. “Ik ken mannen waarbij ik me veel minder veilig voel. Jij doet nog je best om alle geluiden die je maakt op de wc te onderdrukken.”
Het gezicht van de man betrok.
“Laat maar”, bromde Loïc. Het was geen onderwerp waar hij het op het moment met zijn logé over wilde hebben, eigenlijk was geen enkel ander tijdstip hiervoor geschikt voor hem.
Humeurig draaide hij zich weer om. “Ik zit dus nog langer met jou opgescheept.”
“Met mij opgescheept?”
“Je weet toch wat het betekent? Ik dacht dat je een tolk was en de Nederlandse taal zo goed beheerste.”
“Het is de moeilijkste taal die ik tot zover heb geleerd. Ik weet.. Ik weet wat het betekent.” Ze keek naar de houten vloer. “Het is alleen niet erg aardig”, eindigde ze zacht.
“Ik houd je niet tegen als je weg wilt.”
“We zitten in quarantaine.”
“Ja, wrijf het nog maar eens in. Ik vraag me steeds meer af waarom ik je heb geholpen.”
“Waarom zeg je zoiets?”
Hij keek haar bedenkelijk aan. “Door jou ben ik ziek geworden en ik ben zelfs mijn vrijheid hier nu kwijt geraakt vanwege jou.”
Onwillekeurig keek Nisa naar zijn enkelband, alsof ze hem eraan wilde herinneren dat zijn vrijheid al voor haar komst beperkt was.
woensdag 16 december
“Waarom zou ze de doos bij de voordeur hebben achtergelaten?” Nisa stelde de vraag hardop aan zichzelf en hield daarbij vanuit haar ooghoek Loïc in de gaten. Ze wist dat hij luisterde en vermoedde dat het hem ook bezig hield. Waarschijnlijk vanaf het moment dat zijn tante had aan gebelt en was vertrokken met achterlating van een kartonnen doos zonder dat hij haar had gezien. Tot haar ergernis kwam er echter geen reactie van hem terug.
“Met deze laptop kan ik veel meer dan de vorige, die ik op het AZC moest achterlaten.” Ze streek met haar vingers over de rand van de nieuwe computer, die Loïc in de tas had aangetroffen.
“Kan je er ook mee praten in plaats van in het luchtledige te kletsen?”
Ze stak haar tong uit in zijn richting, maar schrok toen Loïc zich plots omdraaide. Nisa voelde al het bloed naar haar hoofd stromen.
“Ik praat straks met de hele wereld.”
Geïnteresseerd boog Loïc zich lichtelijk naar haar toe. Nisa begon steeds enthousiaster uit te leggen waar alle accesoires dat ze rondom de laptop had uitgestald voor diende. Voor de eerste maal zag hij een echte glimlach op haar gezicht. De donkere, bijna zwarte ogen glinsterden. De gretigheid waarmee ze alle bijgesloten zakken met kabels kapot scheurde amuseerde hem. De handleidingen negeerde ze compleet. De bijzettafels stonden niet langer meer aan weerskanten van de bank. in plaats daarvan moesten ze als een geïmproviseerde bureau voor haar gaan dienen.
“Weet je hoe alles aangesloten moet worden?”
Ze wuifde zijn twijfelachtig uitgesproken woorden weg.
“Ah.”
Hij draaide zich om en hervatte zijn werk. Al wierp hij regelmatig een blik in haar richting om te zien hoe ze vorderde. Het was hem wel duidelijk dat Nisa wist waar ze mee bezig was.
“Ik ga straks je tante bedanken voor het brengen van deze spullen.”
“En wie betaald straks mijn energierekening?”
Nisa draaide met haar ogen bij het horen van deze woorden. Voor ze enthousiast weer verder ging met het installeren van een volgend programma. Als het haar allemaal mee zat dan kon ze straks weer haar video blog gaan hervatten.
“Ik heb sinds een half jaar een Youtube account.”
Loïc zette een koptelefoon op dat hij onder normale omstandigheden alleen gebruikte als hij deelnam aan vergaderingen. Tevreden nu hij haar nauwelijks meer hoorde praten typte Loïc verder. Hij maakte zonder verdere afleidingen het werk af. Het was voor hem moeilijk te bevatten hoe iemand kon blijven praten zonder dat er een reactie terug kwam. Voorzichtig draaide hij het hoofd en besefte toen dat ze gelijk had gekregen. Nisa praatte tegen iemand die ze kon zien op de monitor.
“Voor mijn eigen veiligheid ben ik op dit moment ondergedoken.” Ze keek om zich heen. “Je gelooft het waarschijnlijk niet, maar ik bevind me zelfs in een kelder.”
Ze zag de meeluisterende Loïc met een serieus gezicht het hoofd schudden.
“Het is ingericht als een studio.”
Hij had opgehouden het hoofd te schudden. Ze zag hem ditmaal een hand naar zijn gezicht brengen om het er deels mee te bedekken. Het was alsof hij niet langer een getuige wilde zijn van haar stommiteiten.
“Ik.. eh.. Ik vertel waarschijnlijk al te veel.”
Geduldig wachtte Loïc tot ze klaar was en de laptop had afgesloten.
“Er is niemand hier die je tegenhoudt als je wilt vertrekken, maar ik heb geen behoefte aan nog meer onuitgenodigde mensen hier.”
“Wat denk je dat er gaat gebeuren?”, vroeg ze aarzelend.
“Ze hebben eerder achterhaald waar je woont en het in brand gestoken. Ze hebben ook de ruiten ingegooid bij je werkgever. Je hebt zojuist verteld dat je in een studio leeft die zich in een kelder bevindt en daar zijn er waarschijnlijk heel weinig van te vinden in deze provincie. Ik hoop voor je dat het IP adres goed beveiligd is en niet traceerbaar. Positief bekeken betwijfel of je webcam met de huidige achtergrond veel heeft prijsgegeven.”
Ze keek om naar de wand en kasten achter haar. “Ik heb een VPN gebruikt. Als je mijn IP adres volgt kom je uit in Brazilië.” De betekenis van wat hij eerder had gezegd begon tot haar door te dringen. Ze had Revecca eerder haar huissleutel gegeven om wat kleren, een Senseo apparaat, boeken en gekleurde glaasjes voor waxinelichtjes mee te nemen. De rest was ze later door het allesverslindende vuur kwijtgeraakt. Verontrust keek ze hem aan.
“Denk je dat ik hier niet meer veilig ben?”
Ze zag hem zijn mond openen om iets te zeggen, maar opeens aarzelde hij en leek hij hij zich te bedenken. “Ja, ik denk dat je dringend politiebescherming nodig hebt. Als ik jou was zou ik meteen mijn tante bellen, dan pak ik je spullen wel in.”
Gerustgesteld begon ze rustig al haar spullen in de tas te zetten om de bijzettafels weer terug op de plek te zetten. “Je wilt gewoon van me af.”
“Ja, natuurlijk.”
Glimlachend wierp ze een korte blik in zijn richting. Hij had wel degelijk bezorgt geklonken, al leek hij dit met een verveelde uitdrukking op het gezicht voor haar verborgen te willen houden. Nisa besloot van onderwerp te veranderen.
“Wanneer ga je de kerstboom neerzetten?”
Hij zette met zijn voet af om de bureaustoel en zichzelf te draaien. “Het geld dat ik aan het sparen ben is bestemd voor de deuren bij de douche en toilet, en ijzerwaren.”
Ze keek hem ontsteld aan. “Je hebt geen kerstboom?”
“Jij toch ook niet?”
Even wilde ze hem verontwaardigd tegenspreken tot ze besefte dat hij gelijk had. “Ik had er wel eentje. Gekocht in de uitverkoop en ik heb het al die maanden in de doos laten zitten. Ik zal het nu nooit meer uit kunnen pakken.”
Ze zag hem onverschillig de schouders ophalen alsof het verleden er niet langer meer toe deed. “Hoe vier jij dan kerst?”
“Niet.”
Bijna had ze over zijn familie begonnen, maar Nisa wist zich op tijd in te houden. Ze wist dat zijn tante al de hele week naar kerstliedjes aan het luisteren was. “We kunnen wat kransen en slingers ophangen”, zei ze en zag hem meteen het hoofd schudden. “Grinch.”
“Hoe noemde je me?”
Ze schudde haastig het hoofd. “Nee, niets.”
“Hmmnnn.” Hij draaide de stoel weer terug, maar bleef haar nog met een bedenkelijk gezicht aankijken voor hij zich tenslotte geheel tot de monitors wendde.
“Ik houd van kerstmis zoals jullie het hier vieren.”
“Ik niet.”
“Zijn er feestdagen die je wel viert?”
Hij schudde het hoofd.
“Verjaardag?”
Opnieuw schudde hij het hoofd.
“Wat vier je dan wel?”
“Gezondheid en een tweede kans in het leven.”
Loïc keek om. De stilte die op zijn eerdere woorden was gevolgd deed hem even afvragen of ze hem wel had gehoord. Tot zijn verrassing keek ze hem met een licht geopende mond aan.
“Wat?”
“Nee, niets. Maar er komt echt geen kerstboom? Het brengt zoveel sfeer met zich mee. Je hebt gezien wat ik met een gekleurde hoes kan doen.” Ze wees hierbij glimlachend naar de TL buizen aan het plafond.
“Volgens mij was het mijn tante die de hoezen heeft besteld en betaald, terwijl ik degene was die ze om elke lamp heeft moeten doen. Want jij komt natuurlijk overal mee weg omdat je in een rolstoel zit.”
“Ja, maar het was mijn idee”, zei ze koppig. “En sinds wanneer kom ik bij jou ergens mee weg omdat ik in een rolstoel zit? Jij bent de enige die me als een gelijkwaardige behandeld.”
Verrast knipperde hij met zijn ogen. “Was dat een compliment?”
Haar gezicht betrok. “Ik had zo graag mijn kerstboom voor de eerste keer opgezet. Nu heb ik niets meer. Zelfs geen foto van mijn kind.”
Zuchtend hervatte hij het werk, maar na verscheidene minuten begon hij de zoekmachine te gebruiken. Haar woorden hadden zich vastgezet in zijn gedachten. Hij kon ook creatief zijn. Onder de verhoogde vloer lag nog een stapel hout van de verbouwing liggen en diverse potten verf. Misschien kon hij het benutten om haar toch een kerstgevoel te bezorgen. Morgen zou ook de vouwdeur arriveren die hij had besteld voor het toilet om elk van hen de benodigde privacy daar te kunnen geven.
vrijdag 18 december
Het was het geluid van de decoupeerzaag die Nisa wekte. Ze wierp een verstoorde blik naast haar, maar het bed was inderdaad leeg. Nisa kreunde toen ze de tijd op haar horloge zag. Het was alsof hij haar pestte door al zo vroeg in de ochtend bezig te zijn. Gefrustreerd trok ze het dekbed over haar hoofd om het irriterende geluid buiten te kunnen sluiten. Het waren steeds korte momenten dat hij met de zaag bezig was. Moeizaam begon ze zich aan te kleden, terwijl de ergernis zich begon op te hopen. Nadat ze zich in de rolstoel had gesetteld reed ze in de richting van het geluid. Op de vloer van de gang lag een bundel hout. Naast Loïc lag een groeiende berg aan kort gezaagd hout.
“Wat ben je aan het doen?”
“Oh, je bent wakker.”
“Ja, slapen lukt niet erg als iemand een paar meter van je vandaan aan het zagen is.”
“Jij wilde toch zo graag een kerstboom hebben?”
Ze had nog meer willen zeggen, maar zodra hij over de kerstboom begon klapte haar mond dicht. Nieuwsgierig keek ze naar de hoop in verschillende formaten gezaagde planken. Ze draaide de rolstoel en reed naar zijn werkplek. Voor de monitors had hij een notitiebord waarop hij normaal met een glassboard marker aantekeningen maakte. Na het werk gebruikte hij het met regelmaat om een plotselinge hersenkronkel te schetsen. Nisa keek glimlachend naar het notitiebord. Ze had gelijk. Hij had er deze keer ook gebruik van gemaakt. Het duurde een paar seconden voor ze de bedoeling ervan begreep. De stukken hout moesten van een gat worden voorzien en konden dan over een steel worden geschoven. Het was een geïmproviseerde kerstboom. Ze keek in verrukking om.
“Er komt een kerstboom.”
Hij hield op met zagen en keek op. “Is dat een vraag of een vaststelling?”
Ze reed naar hem toe. “Waarom koop je geen echte kerstboom?”
“Er komt hier geen echte kerstboom binnen te staan.”
Het was de manier waarop hij het zei dat Nisa deed beseffen dat er voor hem geen discussie over mogelijk was. Na enige aarzeling besloot ze het hier bij te houden voor nu.
Loïc keek met een bedenkelijk gezicht om zich heen. Zich in stilte afvragend wat hij in zijn neus kon stoppen. De geur van verf begon te doordringend te worden. Hij was opgehouden met zijn werk aan de kerstboom om zijn normale werkdag te beginnen. Alles was gezaagd, geboord en hij had de schuurmachine klaar gezet. De planken moesten nog worden geschuurd en geverfd, maar Nisa had het zonder enig overleg van hem overgenomen. Nu hingen overal groen geschilderde planken aan draden te drogen.
“We zijn straks helemaal high.”
“Ja, ik wist niet dat het zo sterk zou ruiken.”
Hij rolde met zijn ogen, maar besefte tegelijk dat hij hetzelfde zou hebben veroorzaakt en wel op een later moment van de dag. Hij had emmers gevuld met zout water en de afzuigkap in de keuken op maximum gezet, maar het had meer tijd nodig om effect te krijgen.
“Waarom zet je de deur niet helemaal open?”
“Wat als iemand naar binnen kijkt en jou ziet? Er zijn mensen nog steeds op zoek naar jou.”
Het waren zijn woorden die haar herinnerden aan de situatie waarin ze verkeerde. Op de vlucht voor sektarisch geweld en waarvoor ze zelfs in Nederland niet veilig bleek te zijn. Het was dezelfde reden waarom ze de vervolgingen in Syrië was ontvlucht. Deze Moslims wilden weinig van de vrijheden weten die ze als Christen in dit land had leren kennen en omhelzen. Het geluid van de deurbel deed hen beiden opkijken.
Loïc maakte een beweging met zijn hoofd. Nisa begreep hem meteen en ze reed uit het zicht. Ze keek hem na en luisterde zodra hij uit het zicht was verdwenen. Gerustgesteld bij het horen van de stem van de bezoekster wachtte ze aanzienlijk minder gespannen op haar komst.
“Goedemorgen, Revecca.”
“Wat is dit?”
De agente wees naar de touwen die in de ruimte waren gespannen als een bizar spinnenweb en waaraan groen geverfde planken bungelden.
“We zijn een kerstboom aan het maken.”
Verwonderd over haar enthousiasme keek Revecca richting de deur waardoor haar neef eerder was verdwenen om boodschappen te gaan doen, zoals hij kortaf had verklaard.
“Jullie gaan samen kerst vieren?”
“Ja, ik en de Grinch.”
“Noem hem niet zo. Sinds het ongeluk heeft hij geen kerst meer gevierd.” Revecca beet op haar onderlip. “Sorry, ik had niet tegen je mogen uitvallen. Het is gewoon lang geleden dat hij kerst heeft gevierd.”
Ze zuchtte diep. De geschrokken Nisa voelde aan dat het beter was om te zwijgen en te luisteren naar wat de ander had te zeggen.
“Hij wachtte thuis op zijn ouders. Ze zouden samen de kerstboom opzetten. Het was een traditie geworden voor hen.”
Nisa hield haar adem in.
“Ze kregen onderweg een ongeluk. Mijn zus zou nooit meer thuis komen. Haar man was op de locatie al dood verklaard. Zij stierf een dag later in het ziekenhuis zonder bij kennis te zijn gekomen. Sindsdien…”
Revecca was opgehouden met praten, maar Nisa kon de rest wel voor zich zelf invullen.
“Dit”, ze knikte naar de planken, “is voor hem een grote stap. Ik hoop dat je dit begrijpt.”
Nisa knikte. Beschaamd over hoe ze Loïc eerder had genoemd keek ze naar de vloer. Starend naar de open noesten en scheuren in de houten planken wachtte ze op zijn terugkeer. Ze was gaan beseffen dat ze gedurende de afgelopen weken nauwelijks iets van hem te weten was gekomen. Hij was bepaald geen open persoonlijkheid, maar tegelijk besefte ze haar eigen geslotenheid. Ze leefden zo dicht op elkaar in deze studio en het enige wat ze van elkaar te weten waren gekomen was… Was wat eigenlijk? Ze staarde naar de ring om haar vinger. Een verbintenis met het verleden dat ze geweigerd had los te laten, maar hier ver van haar vandaan met slechts een paar woorden ontkoppeld was. Het was na haar ongeluk gebeurd. Alle voorbereidingen om haar man en kind naar Nederland te halen voor gezinshereniging waren door haar in gang gezet. Elke communicatie was abrupt geëindigd, terwijl zij in het ziekenhuis herstellende was van het ongeluk. Het had haar maanden tijd gekost om het contact met haar gezin te herstellen, om er achter te komen dat het niet langer meer haar gezin was. Ze draaide aan haar ring om er beweging in te krijgen om er vervolgens verbaast naar te kijken dat het lukte om soepel van haar vinger te schuiven.
Loïc trof haar aan met een ring in haar hand. Hij had de boodschappen opgeborgen. De doordringende geur van terpentine was aanzienlijk minder geworden in de studio.
“Kijk je toe hoe de verf droogt?”
“Ik ben gescheiden.”
Het was niet de reactie die hij verwachtte. Hij zag haar een hand opheffen met een goudkleurige ring tussen haar ringvinger en duim.
“Het is voorbij. Al maanden geleden.”
“Ben jij altijd zo gezellig vlak voor de kerstdagen?”
“Ik dacht dat kerst voor jou geen betekenis had?”
“Het is lang geleden”, bekende hij, “dat ik er betekenis aan heb gegeven.” Hij keek met een schuin hoofd naar de ring. “Mijn ouders maakten vaak ruzie rond de kerstdagen.” Hij glimlachte even bij de herinnering. “Over het klaarmaken van het eten, wie er uitgenodigd moest worden en in welke volgorde, het optuigen van de kerstboom, over het te vroeg uitvallen van de boom en wanneer alles opgeruimd moest worden.”
“Mijn eerste kerstmis heb ik gevierd in het asielzoekerscentrum. Daarvoor had ik het alleen in films gezien. In januari kocht ik een kunstkerstboom. Het was zelfs mijn tweede aankoop voor mijn huis. Ik had gehoopt dit jaar mijn eerste kerst thuis te kunnen vieren.”
Loïc gebaarde naar de planken. “We dachten allebei dat onze kerst er anders uit zou zien.”
Hij liep naar zijn bureau om de computer op te starten en het werk te hervatten.
“Wat was eigenlijk je eerste aankoop voor je huis, als de kerstboom de tweede was?”
“Een Senseo koffiezetapparaat van Philips.”
Het antwoord verbaasde hem niet eens. Ze had hem al kort nadat ze in zijn studio was gearriveerd om koffie gevraagd, om teleurgesteld te worden met de thee die ze van hem kon krijgen. Nisa had er met tegenzin genoegen mee genomen.
“Mag ik je iets vragen?”
“Als ik nee zeg luister je toch niet.”
“Waarom heb je een loopband staan? Sinds ik hier ben heb ik je er nog nooit gebruik van zien maken.”
“Later ga ik weer lopen.”
Sceptisch gestemd zag ze hem verder werken.
“Het is juist gezond om te bewegen. Je zit alleen maar achter de computer of ik zie je na het wakker worden opdrukoefeningen doen.”
Hij stopte met typen. “Je vindt het niet vervelend om mij te zien lopen?”
Ze schudde het hoofd en zag een plotselinge opluchting bij hem. Het duurde een paar seconden voor ze het begreep en een schuldgevoel begon zich bij haar op te bouwen.
“Hoeveel liep je per dag?”
“Tussen de tien tot twintig kilometer.”
Ze reed naar hem toe tot ze naast hem zat. “Heb je het voor mij gedaan?”
“Nee, ik had wat last van mijn spieren gekregen.”
Nisa stootte hem aan met haar elleboog. “Hé.”
“Wat?”
“Laat maar. Wat ben je allemaal aan het doen?”
“Ik ben bezig om in Excel wat formules in te voeren.”
“Ik werk alleen met Word, PowerPoint, Teams en Outlook. Bestaat hier je werk uit?”
“Ben je me aan het ondervragen?”
“Geef nou gewoon antwoord.”
“Ja en nee. Het was lastig om met een strafblad werk te krijgen, maar ik kon als schoonmaker aan de gang voor een kantoor. Een maand later stuurden ze iedereen naar huis toe vanwege Corona. Ik had geen werk meer. Het was het beste wat mij kon overkomen.”
“Ik begrijp je niet helemaal. Je zegt net dat je geen werk meer had.”
“Ik werk daar officieel nog altijd als een schoonmaker, maar vanuit de directie hebben ze me benaderd voor administratieve ondersteuning. Tijdens het schoonmaken heb ik iemand daar een paar keer geholpen met Excel en het bleek achteraf de dochter van de directeur te zijn. Nu werk ik van afstand voor haar en zij doet een goed woordje voor mij bij de reclassering. Ik ben goed in Excel, zoals jij goed bent in talen.”
“Nederlands vind ik moeilijker dan Frans of Engels.”
“Uitslover.”
Verwaand hief ze haar kin op en draaide de rolstoel om alsof ze zich als tolk beter voelde boven een schoonmaker. Voor ze weg reed wierp ze echter nog een glimlachende blik op hem. “Ga alsjeblieft weer lopen. Het is gezond en je conditie wordt er beter van.”
zaterdag 19 december
Het was meteen de volgende ochtend dat Loïc een deel van zijn vroegere routine hervatte. Hij had de loopband uit elkaar geklapt om weer in gebruik te nemen. Nisa schoof een houten plank over de als stam fungerende steel om de kerstboom op te bouwen. Ze pakte een volgende plank, maar keek in plaats daarvan langs de steel naar de lopende Loïc. Het was geen jaloezie, maar ze benijdde hem dat hij kon lopen. Ze begreep al snel uit wat ze zag dat hij niet had overdreven met hoeveel kilometer hij dagelijks had gelopen. Over de brede schouders had hij een handdoek geslingerd waarmee Loïc onregelmatig het zweet van zijn gezicht wiste.
“Waarom trek je geen hemd aan?”
“Waarom zou ik? Kan je als gescheiden vrouw mijn lichaam soms niet weerstaan?”
Nisa voelde zich kleuren. “Je stinkt naar zweet.”
“Ik douche straks.”
De tolk ging verder met het vormgeven van de kerstboom. Soms was ze te enthousiast geweest met het hanteren van de kwast en waren de cijfers die Loïc erop had gezet onder de verf verdwenen. Door ze niet in volgorde te drogen te hangen kwam Nisa er herhaaldelijk achter dat ze de planken moest vergelijken om het verschil in lengte te achterhalen.
“Ziet er goed uit.”
Loïc was bij haar komen staan. Knikte nog een keer en verdween richting de douche. Nagekeken door Nisa. “Ja, ziet er goed uit.” Ze had zichzelf verrast door het uit te spreken en keek beschaamd de andere kant op. Gelukkig voor haar leek hij het niet te hebben gehoord. Ze zag dat Loïc wat kleren had gepakt zonder de kastdeur te sluiten.
Het had haar verstomd toen ze de eerste keer zijn garderobe had gezien. Op de planken zag ze een paar stapels van ondergoed en hemden. Een bakje met sokken stond er naast. Elke dag trok hij deze schoon aan, maar het waren de truien en broeken op de plank er onder die haar aan zijn verstand hadden doen twijfelen. Hij had twee dezelfde spijkerbroeken, drie dezelfde coltruien en nog drie coltruien die dikker waren voor als het kouder werd. In de kast hing een hoodie. Daar bestond zijn hele garderobe uit. Iemand die niet beter wist zou waarschijnlijk denken dat hij steeds dezelfde kleren droeg. Het was alsof de natuur voor hem slechts twee seizoenen telde: zomer en winter. Zelfs uit de puinhopen van haar gebombardeerde huis in Aleppo had ze nog meer kleren kunnen redden dan hij bewust had aangeschaft. Ze hoorde het water uit de douchekop stromen, draaide de rolstoel en reed naar de keuken. Hij had een douchegordijn geïmproviseerd uit een stuk zeil. Het was zijn noodoplossing tot de laatste deuren waren gearriveerd. Een beslissing die hij sinds haar komst niet langer meer voor zich uit had kunnen schuiven. Het enige wat hem ervan weerhield op het moment was wat er van zijn salaris over bleef na aftrek van de maandelijkse kosten. Ze hoorde het water tegen het zeil kletteren.
“Tijd voor koffie.”
Op het aanrechtblad in de keuken stond een geel Senseo apparaat, dat zijn tante eerder uit haar woning had meegebracht. Hij dronk alleen warm water met af en toe een lepel honing erin en beschikte voor bezoekers over een bak met verschillende smaken thee. Het was iets waar ze zich niet bij neer had kunnen leggen, ondanks de situatie waarin ze verkeerde. In Aleppo had ze haar leven geriskeerd voor een pak koffie die haar man dekking zoekend op straat had laten vallen. De granaten waren om heen ingeslagen. Scherven en brokken puin vlogen als onberekenbare projectielen door de lucht. Ze had uiteindelijk weer dekking gevonden met de armen beschermend om het pak koffie heen geslagen en tegen haar buik gedrukt. Een geïmproviseerd verband en een paar pleisters rijker had ze nadien van haar koffie kunnen genieten. Het was een onbeschrijfelijk moment geweest. De schok was voor haar dan ook groot geweest toen hij geen koffie in huis bleek te hebben.
Drinkend van haar koffie wachtte ze in de keuken tot hij klaar was. Het was een afspraak waar ze geen van beiden een woord over hadden gewisseld, maar moreel goed voelde. Ze reed naar de deur van de koelkast voor wat poëzie. Om de tijd te verdrijven begon ze met magneten te schuiven. In een blik naast de koelkast begon ze naar meer magnetische woorden te zoeken. De woorden werden al snel zinnen. Het was haar tijdverdrijf hier als hij in de badkamer was. Het amuseerde haar altijd als hij ook een poging had gedaan. Vaak eindigden de magnetische woorden in het blik voor ze de kans kreeg om te lezen wat hij had samengesteld.
maandag 21 december
Bij het licht van zijn bureaulamp was Loïc aan het schetsen. De in de kerstboom gehangen lichtjes verspreidde een gele gloed in de ruimte, maar zou hem zonder zijn lamp in het schemer hebben gelaten. Nisa had er bij hem op aangedrongen om de TL lichten in de leefruimte uit te laten vanwege de kerstverlichting die zijn tante voor hen had meegenomen en hij had zonder protest gehoorzaamd. In het stille geloof dat ze hem dan met rust zou laten. Het bleek iets te veel van de tolk gevraagd te zijn.
“Waarom leer je geen Koreaans?”
“Wat?”
Ze wees naar de monitors. “Je kijkt en luistert naar Koreaanse filmpjes op Youtube.”
“Ja, daarvoor bestaat zoiets als ondertiteling.”
“We kunnen het samen leren.”
“Ik ben geen talenwonder, zoals jij.”
Het leek haar te plezieren om het uit zijn mond te horen.
“We kunnen het proberen.”
“Verhuis je dan naar Korea?”
Ze schudde het hoofd.
“Waarom zou ik het dan leren?” Hij boog zich naar voren en sloot Youtube af. Een ander scherm kwam ervoor in de plaats. Loïc deed een greep in de pot met letter biscuits zonder haar iets aan te bieden.
“Wat is dat?”
“Mijn website.”
Hij wilde deze ook sluiten, maar ze sloeg zijn hand weg.
“Sorry. Jij hebt een website?”
“Ik heb foto’s van mijn studio hier op staan.”
Ze reed haar rolstoel nog dichterbij tot het in aanraking kwam met zijn stoel en Loïc gedwongen werd meer ruimte voor haar te maken. Het leek Nisa te ontgaan. Haar ogen waren gefixeerd op de monitor.
“Waarom kan ik niet zien hoeveel volgers je hebt? Ik kan deze voor je aan toevoegen. Als je filmpjes maakt trek je ook meer volgers aan.”
Loïc keek haar aan terwijl ze door ratelde over zijn website. Ze begon van alles te openen en viel stil toen ze de technische ruimte zag zoals het er oorspronkelijk had uitgezien. Verwonderd keek ze om zich heen voor ze het vergeleek met wat ze op de monitor zag.
“Daarom is je tante zo trots op wat je hebt gemaakt.”
“Trots op mij?”
“Natuurlijk. Ik ken je verleden niet, maar je bouwt een nieuw leven op. Ik weet hoe moeilijk dat is. Ik heb jullie taal en gebruiken moeten leren. Voor jou geldt hetzelfde.” Ze boog het hoofd. “Ik had niemand op wie ik terug kon vallen toen ik hier arriveerde. Jij hebt je tante nog.”
Ze vestigde haar aandacht weer op de schermen. “Ik kan je hiermee helpen.”
Nisa keek hem aan toen het stil bleef, maar ze zag hem met een lege blik in de ogen naar de website staren.
“Ik weet waar ik het over heb”, drong ze aan.
“Hm.”
Loïc knikte, maar zijn gedachten waren niet bij de website en haar plannen om deze te verbeteren. Hij knikte een paar keer zonder een woord te horen van wat ze zei voor hij opstond en zich naar de keuken begaf. Alles wat hij eerder op de dag in de hangende kasten boven het keukenblad had gezet verplaatste hij weer waar het oorspronkelijk had gestaan. Het was bewust geweest om het haar moeilijker te maken overal bij te komen. Hij wist dat het kinderachtig was en het zou Nisa ontzet maken, maar om zijn doel te bereiken was alles gerechtvaardigd. Het waren echter haar woorden die hem deden besluiten alles teniet te doen.
Het overgaan van de telefoon deed hem terugkeren naar de werkelijkheid.
“Ja.”
Hij luisterde voor een paar tellen.
“Tijd voor een videotelefoongesprek.” Een enkele druk op het scherm van de telefoon activeerde de camera. “Ik zal mijn huisgenoot even lokken.”
Hij opende de deur van de koelkast en deed deze weer dicht zonder er iets uit te pakken. Het duurde niet lang voor hij Nisa in haar rolstoel kon horen naderen.
“Wat ben je aan het eten?”
Ze hoorde gelach uit de telefoon komen die hij vasthield. Het was typisch iets voor tante om te lachen over zijn ergernissen, zelfs nu ze er zelf getuige van had kunnen zijn.
“Revecca voor jou.”
Hij overhandigde haar de telefoon en liep de keuken uit.
donderdag 24 december
Loïc keek over Nisa heen, maar tot zover hij kon zien waren er geen andere mensen in het trappenhuis. Ze hield een sierlijk ingepakte doos op haar schoot.
“Een rondje gereden?” informeerde hij, om zijn bezorgdheid te camoufleren.
Zonder enig overleg had ze eerder de studio verlaten op een moment dat hij zelf niet buiten werd geacht te komen.
Nisa had de rolstoel gedraaid en reed achteruit. “Ook goedemorgen.”
“Goedemorgen.”
Hij stapte snel naar achteren om niet aangereden te worden.
“Waarom ben je teruggekomen?”
“Help me eens.”
Mopperend trok hij de rolstoel de traptreden op. “Je had kunnen verongelukken door alleen op pad te gaan en die trappen af te komen.”
“Zou je dat erg hebben gevonden?”
“Weet je wel hoe zwaar je bent?”
Het antwoord leverde hem een elleboogstoot op. Nisa draaide de rolstoel in de gang en reed achter Loïc aan naar zijn leefruimte. Loïc had plaats genomen op zijn bureaustoel en volgde haar nauwlettend met zijn ogen. Nisa kwam vlak voor hem tot stilstand en overhandigde de ingepakte doos aan hem.
“Ik heb een cadeau voor je. Het is voor kerstmis.”
“Dat is morgen pas.”
“Waar kan je hier iets verborgen voor elkaar houden? Hier.”
Hij nam het argwanend aan.
“Pak het uit”, spoorde ze hem aan en probeerde tegelijk haar lachen te onderdrukken.
Tot haar ergernis pakte hij het uitpakken geduldig en methodisch aan. Eerst haalde hij er een mes bij en bekeek het cadeau vervolgens van alle kanten om te zien waar hij het plakband moest los snijden om het kleurrijke cadeaupapier intact te houden. Het duurde wat haar betreft allemaal veel te lang en ze besloot hem erbij te helpen. Papier dwarrelde naar de vloer terwijl ze het cadeaupapier los scheurde. Loïc legde het ongebruikte mes neer en keek geamuseerde toe hoe ze haar eigen cadeau voor hem uitpakte.
“Het gaat je goed staan.” Ze drukte het ingepakte overhemd tegen zijn borst om het zich beter voor te kunnen stellen hoe het blauwe overhemd hem zou staan.
Enigszins beschaamd pakte hij het van haar over. Hij had niets voor haar gekocht en het risico dat ze had genomen om het zelf te kopen was niet iets dat hij over het hoofd kon zien.
“Als iemand je heeft gezien…”
“Ik ben vroeg gegaan en niemand is mij hier naar toe gevolgd.”
“Het is al voldoende voor hen om te weten dat je in de buurt bent.”
“Oh.”
Zuchtend bekeek hij het in plastic verpakte overhemd. Hij had altijd een hekel gehad aan lijnen of stippen op kleding en een voorkeur voor egaal gekleurde kledingstukken.
“Waarom blauw?”
“Blauw staat voor rustig en betrouwbaar.” Ze leek even na te denken. “Diplomatiek, zelfverzekerd, maar je kan ook koel zijn.” Ze wees naar de kast. “Je hebt alleen maar grijze kleren.”
“Mijn spijkerbroeken zijn blauw.”
“Je hebt grijze truien, hemden, ondergoed en sokken.”
“Grijs staat voor neutraal.”
Nisa pakte haar telefoon erbij.
“Het staat ook voor somberheid, onopvallend en afstandelijk.”
Hij was al begonnen te typen nog voor ze geheel was uitgesproken. Gereed om de handschoen op te nemen. “Elegantie en bescheidenheid”, vulde Loïc met een grijns aan.
“Ouderdom, soberheid, eenzaamheid, zorgen en droefheid.”
Loïc begon te scrollen en typen.
“Verfijnd en georganiseerd.”
“Saai.”
“Tijdloos.”
“Precies ja, saai dus. Waarom heb je het eigenlijk in het grijs gekocht?”
Hij liet het toetsenbord los. “Makkelijk voor in de wasmachine.”
Ze keek hem enkele seconden aan, schoot in de lach en sloeg met een gebalde hand tegen zijn bovenarm. Alleen een man kon zo praktisch denken en zich daarbij niets van mode of de hele wereld aantrekken.
“Hé.”
“Oh, hou alsjeblieft je mond. Ik heb je helemaal geen pijn gedaan. Trek het overhemd eens aan. Dan kan ik zien hoe het je echt staat.”
“Ik ben bezig.”
“Neem maar een koffiepauze.”
“Ik drink geen koffie.”
“Trek het aan!”
“Ja, ja, rustig maar.”
Hij stond op en begon zijn bovenkleding uit te trekken. Ze reed naar achteren. Inmiddels was ze gewend geraakt dat hij zich in haar bijzijn van het meeste van zijn kleding ontdeed. Ze herinnerde zich nog hoe geschokt ze de eerste keer had gereageerd toen hij geen bed bleek te hebben, maar een tweepersoons slaapbank. Hij had duidelijk gemaakt dat hij erop ging slapen en zij moest maar zien als het haar niet beviel. Dommelend in haar stoel had ze tenslotte de verleiding van het dunne matras niet kunnen weerstaan. Laat in de nacht had ze zich uit de stoel gewerkt en was ze op de bank gaan liggen. Zo dicht tegen de rand dat een verkeerde beweging haar eraf had kan laten vallen. Slechts enkele uren later was de ochtend aangebroken en hij wakker geworden. Hij had haar de rest van de dag genegeerd. Geen geruststellende woorden of een bemoedigend gebaar. Ze was niet langer welkom hier en dat had hij na het verstrijken van de eerste dagen wel duidelijk gemaakt. Nisa glimlachte plots. Er was in sommige opzichten niet veel veranderd, maar hij was haar aanwezigheid gaan accepteren.
“Het staat je goed.”
Loïc liep naar de kastdeuren. Op één ervan was een grote spiegel bevestigd die bijna de hele deur omvatte.
Ze had hem er zelden gebruik van zien maken, maar nu zag Nisa Loïc zich zelf erin bekijken. Hij nam zelfs verschillende poses aan.
“Het staat je echt goed. Trek het aan voor de volgende vergadering waar je aan deel neemt.”
“Ik dacht dat het voor morgen was bedoelt.”
“Wil je soms kerstmis vieren?”
Hij wees in de richting van de met lichtjes versierde kerstboom. “Ik ga niet verder dan dat.”
“Ik ben in de keuken.” Ze draaide de rolstoel en reed weg.
Loïc bekeek zich opnieuw in de spiegel. Het zag er echt zo goed uit als ze had gezegd.
vrijdag 25 december
“Het is kerstmis. Ik zit bij mijn kerstboom. Alleen.” Ze keek langs de webcam naar Loïc. “Omdat mijn gastheer liever meer tijd met de computer doorbrengt.”
Hoofdschuddend keek ze naar de monitor waarop iemand was te zien die zich duizenden kilometer van haar vandaan bevond. Na haar woorden zag ze Loïc vanuit haar ooghoek overeind komen om zich bij haar te voegen. De rugleuning had de tatoeage grotendeels aan het oog onttrokken. Het overhemd dat ze voor hem had gekocht lag opgevouwen in de kast.
“Trek iets aan om je vleugels te verbergen.”
Zelfs de elektronische filter van de microfoon kon de verbaasde toon niet verbergen van de personage waarmee ze in gesprek was.
“Nee, hij heeft geen vleugels, geen echte, tenminste.”
Op haar onderlip bijtend keek Nisa naar Loïc. Hij was stil blijven staan en keek om zich heen. Deze ochtend had hij niet de moeite genomen om zich geheel aan te kleden. Binnen een kleine minuut had hij hier verandering in gebracht. Nisa voelde enige jaloezie. In haar geval bracht ze altijd make-up op haar gezicht aan en verzorgde het haar voor ze plaats nam voor de webcam. Hij trok gewoon een dunne trui aan en kwam bij haar staan. Zelfs het scheerapparaat dat hij al een paar dagen niet had aangeraakt deed hem er mannelijker uitzien met de baardstoppels.
“Dit is Loïc. Loïc, dit is Hajar, mijn jongste zus.” Ze lachte even.
“Wat?”
“Ze vraagt of je kan vliegen.”
Nisa en Loïc keken elkaar aan. Verlegen draaide Nisa het hoofd weg.
“Hoe oud is ze?”
“Eenentwintig.”
“Oh, dan is ze oud genoeg.”
Hij keerde zijn rug naar de webcam en trok de trui op. Het leverde hem een pijnlijke klap op van Nisa. De afdruk van haar vlakke hand kleurde de huid op zijn rug rood. De trui viel weer over de gedeeltelijk onthulde engelenvleugels op zijn rug.
“Ah, dat deed zeer.”
“Ben je helemaal gek geworden? Dat is mijn zusje.”
“Ze is toch volwassen?”
“Blijf uit haar buurt.”
“Ik denk dat Syrië hier ver genoeg vandaan is.”
Nisa kon zijn sarcasme niet bepaald waarderen en gebaarde hem te verdwijnen.
“Jij wilde me hierbij hebben.”
“Ga maar verder waar je mee bezig was achter de computer en vier daar je kerstmis.” Ze gaf hem een duw in de richting van de computer.
Hij haalde de schouders op en liep in de richting van zijn bureaustoel. Uit de microfoon kon hij gelach horen komen.
“Tenminste iemand uit haar familie beschikt over humor.”
Het was twijfelachtig of Nisa hem had verstaan, want in de tussentijd was haar telefoon overgegaan. Hij zette de koptelefoon op om niet langer door haar afgeleid te worden. Voor zijn gevoel had hij nauwelijks het computerspel hervat of iemand rukte ruw aan zijn schouder.
“Ik heb mijn kerstcadeau gekregen.”
Hij verschoof de koptelefoon om haar beter te kunnen verstaan. “Wat?”
“Mijn kerstcadeau! Mijn cadeau voor jou. Ik vertrek vandaag. Revecca is al onderweg.”
Verbaast zette hij de koptelefoon af. Het ging hem voor het moment allemaal te snel. “Wat?”
“Revecca is onderweg. Help me mijn spullen inpakken.” Triomfantelijk keek ze hem aan. “Het is ze gelukt om een huis voor mij te vinden.”
zaterdag 26 december
Loïc lag diagonaal op de uitgeklapte slaapbank. Het was tweede kerstdag en voor de eerste maal sinds een hele lange tijd had hij de ruimte waar hij zo naar verlangd had. De kussens die ze eerder als een barrière tussen hen in had gebruikt had hij ver van zich af gegooid. Al was ver in zijn studio een relatief begrip. Als hij zich oprichtte kon hij ze nog altijd zien liggen bij de muur, kastdeuren en bureau. Hij luisterde. Het enige wat hij hoorde waren de ventilators van de computer. Het was een aangename rust.
“Ik kan me niet eens meer herinneren dat het zo stil om me heen is geweest zonder de koptelefoon.”
Hij rekte zich behaaglijk uit en een licht gekreun ontsnapte zijn mond. Langzaam in en uit ademend keek hij naar het plafond. Loïc had er voor gekozen om niets aan het ruwe, onafgewerkte beton te doen. De TL buizen had hij tijdens de verbouwing behouden. Het koude, witte licht dat ze hadden verspreid verlichtte de hele ruimte. Het was haar idee geweest om gekleurde hoezen voor de TL buizen te bestellen. Loïc ging op zijn zij liggen. Hij zag op de bijzettafel de waxinelichtjes staan. Rusteloos geworden kwam hij overeind. De grijsgroene ogen bleven rusten op de opgevouwen handdoek op het bureau. Om de kou te verdrijven had hij vaak genoeg gezien hoe ze deze over haar benen had gespreid. Hij wilde het in de kast leggen tot hij het naar zijn gezicht bracht.
“Het lijkt wel alsof ze er parfum op heeft gespoten.”
Geïrriteerd liep hij naar de keuken om de handdoek in de wasmand te gooien en trok de deur van de koelkast open. De stapel van diepvriesmaaltijden was naar achteren geschoven. Peinzend keek hij naar het bakje tomaten, de krop sla en andere verse producten die hij niet zelf had gekocht. Het was alsof Nisa van hem verwachtte dat hij ging koken. Zuchtend duwde hij de deur dicht, na er een blikje uit te hebben gepakt. Op de buitenkant van de deur waren drie magnetische woorden uit een blik aangebracht.
“Bedankt voor alles”, las hij hardop.
Hij had zoveel willen zeggen voor haar plotse vertrek, maar had het niet kunnen opbrengen om deze woorden daadwerkelijk uit te spreken. Het late tijdstip waarop ze op de hoogte waren gebracht had er niet bepaald aan bij gedragen om iets van een afscheid te organiseren.
Overal waar Loïc keek leek hij wel iets van Nisa terug te zien. Ze zorgde voor kleur in zijn studio. Het was de vaak subtiele wijze waarop Nisa het moest hebben gedaan die hem deed verbazen hoe alles geleidelijk was veranderd sinds ze noodgedwongen bij hem was ingetrokken. De blikvanger in de keuken had ze in ieder geval gelukkig met zich mee genomen, de geel gekleurde koffieautomaat. Ze had deze zelfs niet uit handen willen geven aan Revecca bij het verlaten van de studio, alsof ze het apparaat niemand anders toe vertrouwde. De rest van haar spaarzame bezittingen had in een enkele doos gepast. De andere doos had haar laptop, andere apparatuur en bekabeling voor haar werk bevat. Ze zou weer helemaal opnieuw moeten beginnen. Revecca had hem niet haar adres verteld, maar toch twijfelde hij er niet aan dat het haar zou lukken.
“Veel succes, Nisa. Waar je ook mag zijn.”
Hij hield het blik omhoog voor hij een slok eruit nam en naar zijn bureau terugkeerde. Vandaag wilde hij verder werken aan zijn website. Ze had wat ideeën toegepast die hij verder vorm moest gaan geven met tekst en foto’s en misschien een filmpje. Tot zijn verrassing was er een bericht achtergelaten op de site. Het was afkomstig van Nisa.
“Ik heb twee volgers?”
Loïc begon te knikken, nadat hij het had gecontroleerd. De twee volgers bestonden uit de tolk en zijn tante, aan wie ze het zonder enige terughoudendheid moest hebben verteld dat hij een website had.
“Ik heb mijn eerste volgers.”
Hij begon een antwoord te typen en las het hardop mee. “Ik. Dacht. Van. Je. Af. Te. Zijn. Fijne. Tweede. Kerstdag.”
De wijsvinger zweefde boven de Enter toets voor hij het besloot te wijzigen. Zo zou vermoedelijk zijn tante al haar verstuurde berichten vandaag eindigen. Het klonk in zijn oren niet helemaal zoals hij was.
“Ik. Ben. Blij. Met. Je. Cadeau.”
Tevreden verstuurde Loïc de reactie. De telefoon piepte als aankondiging dat er een mail was binnen gekomen. Het was afkomstig van Nisa. Enkele seconden vocht Loïc tegen de drang om het bericht te openen, maar tenslotte kon hij het niet langer opbrengen om te wachten. Het bevatte een filmpje van een rondleiding door haar nieuwe woning. Waarschijnlijk had ze deze al met iedereen in haar uitgebreide lijst van contacten gedeeld.
“Oh, die drempels zijn niet handig voor haar.”
Onbewust van dat hij het deed dacht Loïc hardop mee met waar Nisa in haar rolstoel dagelijks last van zou gaan ondervinden. Hij schrok toen de telefoon over ging.
“Godver.” Hij lachte even om zijn eigen reactie. “Het zal toch niet waar zijn? Hoe komt zij aan mijn nummer?” Op het kleine scherm was een hem onbekend nummer verschenen, waarvan hij wel kon raden aan wie het toebehoorde. “Ja?”
Luisterend naar wat een lange inleiding dreigde te worden, zuchtte hij. “Stop maar, Nisa. Wat wil je van me?”
Het was een moment stil voor de tolk haar verhaal hervatte alsof er nooit een onderbreking was geweest. Loïc rolde met de ogen en besloot het nummer in de telefoon op te slaan, zodat hij het kon negeren als het weer verscheen. Het duurde even voor Nisa haar woning tot in de kleinste details had beschreven en haar kennismaking met de buren. Ze leek al veel meer mensen in haar straat te kennen dan hij de mensen met wie hij het appartementencomplex deelde.
“Ik wil je heel graag helpen, maar zoals jij weet ben ik aan bepaalde tijden gebonden waarop ik thuis moet zijn van de reclassering en ik.. Wat? Mijn tante heeft al contact met de reclassering opgenomen? Natuurlijk heeft ze dat gedaan.”
Hij begon al spijt te krijgen van dat hij eerder nog ondoordacht had gezegd haar heel graag te willen helpen met het aanpassen van de woning.
“Ja, ik ben blij dat ze mij meer tijd buitenshuis gaan gunnen, maar ik nog een aantal projecten waaraan ik werk die veel van mijn tijd gaan vergen, dus ik.. Oh, waarom gaat zij mij nog bellen?”
Loïc begon het ongemakkelijke gevoel te krijgen dat de samenspannende vrouwen aan alles leken te hebben gedacht en het net zich rondom hem had gesloten.
“Het klinkt alsof jullie al aan alles hebben gedacht. Ik vraag me af waarom je nog de moeite hebt genomen om mij te vragen of ik bereid was jou te helpen? Ik hoor wel wanneer mijn tante me op komt halen. Ja, tot morgen. Ja, doei.”
Op de telefoon paste hij haar naam in de lijst van contacten aan in een aanduiding die naar zijn gevoel op het moment beter passend leek te zijn.
“Syrische stalker.”
'Om me beter in te kunnen leven in de ruimte waarin de twee hoofdpersonages de meeste tijd doorbrengen heb ik het met behulp van karton en lijm vorm gegeven. Een aantal zaken bleken later niet praktisch te zijn en die heb ik in het verhaal aangepast.
De geopende voordeur, met de hal, de trap naar de verhoogde vloer en op het eind kan je het bureau zien staan in de woonruimte.
Zijaanzicht van de studio.
De keuken, met rechts ervan de douche en toilet die alleen via de woonruimte bereikbaar zijn.
Woonkamer, eetkamer, slaapkamer, kantoor en trainingsruimte in één ruimte.
Zicht op het bureau en de kast tegen de muur.
Op het einde bevindt zich het toilet en de douche er voor, waar je door heen moet lopen/rijden om het toilet te bereiken.