Verbroken stilte

a

Mathilda camoufleerde met wat make-up haar verdriet. Alleen de rode ogen herinnerden nog aan de tranen die pas waren gaan vloeien nadat de dokter was vertrokken. Het masker van zelfbeheersing, waarmee ze zich in de zakenwereld naar de top had gewerkt, had ze in het bijzijn van haar broer Stern voor even laten zakken.

"Volgens de arts", zei Mathilda alsof ze haar stem wilde uit proberen, "kan ze ons wel horen dus we moeten blijven praten."

Ze had haar stem weer volledig onder controle. De rechte houding, die ze van jongs af aan altijd met een directrice associeerde, hervat. Ze hoopte dat deze woorden tot de enige andere bezoeker waren doorgedrongen. Soms had Mathilda het gevoel tegen een muur te praten omdat een reactie van haar jongere broer, in welke vorm dan ook, uitbleef.

"Ik ga roken."

Mathilda stond op en verliet de kamer. Enkele meters van de metalen liftdeuren vandaan kwam ze, met een opkomend gevoel van ergernis, er achter dat ze haar aansteker was vergeten. Zoiets hoorde haar niet te overkomen. Zij moest aan alles denken en niets vergeten. Deze eisen stelde ze aan zich zelf, maar ook aan de mensen die onder haar werkten. Ze hoorde iemand in de kamer praten. Het verbaasde haar. Van de twee mensen die ze daar had achtergelaten lag haar dochtertje in coma en de ander kreeg nauwelijks een woord over zijn lippen. Het was al zolang als ze Stern kende en dat was ruim achtentwintig jaar.


Sluipend, voor zover het met hoge hakken mogelijk was, kwam ze dichter naar de deuropening toe. Mathilda gluurde naar binnen. Stern stond met de rug naar haar toe met zijn handen op het voeteneinde van het bed rustend. De veel te grote trui verborg zijn atletische bouw. Stern had donker, springerig haar dat elke kam leek te trotseren, ondanks het soms bijtende commentaar dat hij er in de loop der tijd op had gekregen. De enkele keer dat hij haar had bezocht op het werk hadden ze hem bij de receptie per ongeluk voor een liftmonteur aangezien in plaats van de broer van de directrice. Hij had er, in tegenstelling tot haar, wel de humor van in kunnen zien.

"...geen prater. Nooit geweest ook. Het valt me niet zwaar om met mensen te praten, maar ik heb gewoon weinig te vertellen dat anderen interesseert. Ik heb geen hekel aan de stilte die tussen mensen kan vallen. Nou moet ik opeens praten omdat je ons kan horen. Ik zou stapelgek worden als er voortdurend tegen mij werd gepraat, maar ja, dat ben ik."

 

Stern keek zuchtend om zich heen. Voor een moment waren alleen de mechanische geluiden van de op zijn nichtje aangesloten apparatuur te horen. Tot zijn heldere, blauwe ogen weer op het meisje bleven rusten. Ze zag er zo klein en kwetsbaar uit. Stern knipperde snel de beginnende tranen weg en snoof een keer krachtig.

"Ik hou van stilte. Je hebt dan tijd om na te denken. Ik vind het fijn om andere mensen om me heen te hebben als ik aan het werk ben, maar thuis wil ik niemand zien of horen. Het is dan net alsof ik helemaal verzadigd ben. Het klinkt vast vreemd, maar ik weet het niet beter te omschrijven. Ik..."

Stern draaide zich abrupt om.

 

Misschien had hij Mathilda gehoord of was op een andere manier zich van haar aanwezigheid bewust geworden. Het deed er eigenlijk ook weinig toe wat voor verklaring er voor was.

"Ga door."

Deze woorden, voor haar doen ongewoon zacht uitgesproken, leidde tot een scheve glimlach op zijn, door de zon, gebruinde gelaat dat nu een rode kleur had aangenomen.

"Te laat."

Na zijn spaarzame woordgebruik pakte Stern het eerder door haar neer gelegde boek op. Ze ging naast hem zitten. De behoefte om te roken was voor even naar de achtergrond verdreven. Mathilda legde een hand op de knie van haar broer. Ze zag hem niet op kijken en hij legde ook geen hand op de hare, maar ging verder waar zij in het boek gebleven was. Zwijgend luisterde ze naar zijn monotone stem waarmee Stern het sprookje aan haar comateuze dochtertje begon voor te lezen.