Een gezellige avond

"Ik ga nog wat chips halen."

De man stond op om zich naar de keuken te begeven. Wat hij achter liet was een stilte. Er waren genoeg mensen aanwezig om het vacuüm dat hij had veroorzaakt op te vullen, maar het schatergelach dat eerder op de avond had geklonken was al snel verstomd nadat de vertrokken man het woord had genomen. In eerste instantie had hij nog getracht er buiten te blijven. Van alle kanten was er echter bij hem op aangedrongen om ook een griezelverhaal te vertellen. Al hadden alle eerdere pogingen meer gelach opgeleverd dan elke keer weer de bedoeling was geweest. Speciaal hiervoor hadden ze de lichten in de woonkamer gedimpt en een enkele kaars aangestoken om de juiste sfeer op te roepen, terwijl ze elkaar bang probeerden te maken. Voor hem had iedereen gefaald. Eerst hadden de mannen nog gegrinnikt en de vrouwen gegiecheld, maar deze geluiden verflauwden tot alleen het geritsel klonk waarmee de vrouwen zich steeds verder van hem vandaan hadden bewogen op de bank. Voorzichtig, want toen Annelies opstond had iedereen haar plotsklaps zien verstijven. Wat haar bedoeling ook mocht zijn geweest de snauw had haar in elkaar doen krimpen alsof hij haar had geslagen. Bang was ze weer snel op haar plek gaan zitten. Dichter tegen haar vriend aan kruipend en de arm vasthoudend die hij om haar heen had geslagen. Misschien wilde hij haar beschermen, maar het was net zo goed mogelijk dat hij haar als een schild tussen zich zelf en de verteller wilde houden.

"Ik wil gaan. Ik wil gaan. Nu", fluisterde Annelies.

De gedachte was ook bij het stel aan de andere kant van de tafel opgekomen. Tussen hen in zat Roos op haar stoel. Haar wijd opengesperde ogen gingen van links naar rechts en weer terug.

"Hij is in de keuken", mompelde Richard en keek zijn vrouw aan. Ze knikte heftig op zijn onuitgesproken vraag en stond tegelijk met hem op zonder de keuken langer dan een paar seconden uit het oog te verliezen. Uit de keuken klonk het geluid van open- en dichtgaande kastdeuren en laden. Ze wilde hier al weg zijn voor hij terug kwam. Eerst was ze nog gefascineerd geweest toen de verteller met zijn schorre stem een voor haar onbekend verleden had opgerakeld. Een jeugd vol pijn en vernedering. Ze herkende er wel iets in van haar eigen schooltijd, maar de wonden die hij eraan had overgehouden waren schijnbaar nooit geheeld. Al had hij wel een manier gevonden om het te verwerken. De aangereden kat die hij op zijn geheel eigen manier langzaam uit diens lijden had verlost getuigde daarvan. Het was gebeurd zonder zelfs maar een moment te hebben overwogen om het huisdier van iemand naar de dierenarts te brengen. Hij had zelfs getracht de wreedheid goed te praten alsof hij over de medische kennis beschikt waarmee hij toen al kon bepalen dat de kat toch zou zijn overleden als hij het dier had laten liggen. Alleen zou het dan veel langer hebben geduurd, maar in haar gedachten had ze zich tegelijk afgevraagd of het in dat geval minder pijnlijk voor het dier zou zijn geweest dan levend gevild te worden.

"Roos? Ga je mee?"

De jonge vrouw aarzelde. Onder andere omstandigheden zou het zelfs een vreemde vraag zijn geweest, want ze bevonden zich immers in haar appartement. Ze waren door haar uitgenodigd om bij haar op bezoek te komen. Alleen had haar nieuwe buurman dezelfde dag uitgezocht om bij haar aan te komen. Toch had het haar er niet van weerhouden om de voordeur wijd open voor hem te houden en hem te inviteren om binnen te komen. Na enige aarzeling bij het horen van de stemmen uit de woonkamer had hij ermee ingestemd. Voor haar gevoel nu een eeuwigheid geleden.

"Het is mijn huis."

"Je kan niet bij hem blijven", fluisterde Richard, maar werd onderbroken toen Annelies een gilletje slaakte. Glimlachend was de buurman uit de keuken terug gekeerd. Het licht uit de keuken gaf hem een lange schaduw. Hij hield een zak chips vast, maar zijn andere hand hield hij achter zijn rug.

"Ik heb de chips gevonden." Om het te bewijzen hield hij de zak recht voor zich uit.

Het gebeurde voor de vriendenkring van Roos waarschijnlijk op dezelfde wijze als de verteller de hond van zijn stiefvader omhoog had gehouden voor hij het dier zes verdiepingen had laten vallen. Het was voor de ogen van de op de stoel vastgebonden man gebeurd. Het was het begin geweest van de bloederige wraakneming op een man die hem daarna nooit meer zou kunnen slaan. De eerste van een hele serie slachtoffers.

"Oh, jullie willen al gaan." Hij klonk werkelijk teleurgesteld. "Maar jullie zijn nu mijn vrienden ook en vrienden.." Hij laste bewust een korte pauze in voor hij traag het hoofd begon te schudden. "Vrienden laten elkaar nooit in de steek."

Hij liet nu zijn andere hand zien die hij tot zover achter zijn rug had gehouden. De langgerekte schaduw van het mes raakte Roos. Ze sloeg verschrikt de handen voor haar ogen.

Grinnikend draaide de man zich om en haalde een rij lichtschakelaars om. De woonkamer baadde nu in het licht. "Het was leuk, Roos", zei hij met een zwaardere, maar joviale stem. "Dit moeten we een keertje over doen Helaas moet ik morgen weer vroeg op, dus tot ziens allemaal en ik wens jullie nog een plezierige avond."

Hij wierp de zak chips naar de dichtstbijzijnde man, stak een hand als laatste groet op en liep nog altijd grinnikend naar de hal. Er was niemand die hem volgde om uitgeleide te doen. Allemaal bleven ze staan, wachtend tot de deur dicht zou vallen. Het was ook het moment waarop Richard de chips liet vallen en naar de voordeur rende om de sleutel om te draaien tot hij er geen beweging meer in kon krijgen. Zwaar ademhalend loerde hij door het kijkgat om er zeker van te zijn dat de man daadwerkelijk vertrok. "Hij is weg. Ik zie hem niet meer."

"Waar is hij naar toe?", gilde Annelies.

"Hij woont tegenover mij", verklaarde Roos. "Als je de hoek omloopt kom je bij zijn voordeur."

Richard keerde terug naar de woonkamer met in zijn armen alle jassen die hij aan de kapstok had zien hangen. "Zullen we allemaal tegelijk naar buiten gaan?", stelde hij voor.

"Het was een grap. Je hoorde hem toch lachen?", wierp Roos onzeker tegen.

"Nee, ik hoorde hem niet lachen. Ik zag hem zelfs geen enkele keer lachen. Er was alleen maar die grijns van hem."

"En dat gegrinnik", vulde de andere man ongevraagd aan. Voor hij meer kon zeggen duwde Annelies hem een jas in handen, die ze snel van Richard had overgenomen.

"We hebben geen logeerkamer, maar wel een comfortabele bank waarop je kan slapen."

"Wij hebben wel een logeerkamer", zei Richard.

"Ik blijf thuis." Niemand protesteerde, allen hadden haast gekregen en Roos liep met hen mee naar de nu volle hal.

Ze wachtte op elkaar tot iedereen zijn of haar schoenen had aangetrokken en de jassen dicht geritst. Het gebeurde in stilzwijgen. Bleke gezichten die onder de lamp aan het plafond de kleur van perkament hadden aangenomen. Ze waren gereed voor vertrek.

"Doe de deur achter ons op slot en ik bel je zodra we thuis zijn", zei Annelies. Het waren haar laatste woorden voor ze achter haar vriend aanrende naar de lift. De geur van overdadig gebruikte paco rabanne zweefde achter haar aan. Roos keek hen na, maar haar blik dwaalde automatisch af naar het appartement tegen over het hare. De voordeur ervan was vanuit haar deuropening niet te zien en daarom zocht ze naar een teken van leven achter de ramen. Er brandde echter geen enkel licht. Hij kon vanuit het donker naar haar loeren en zij zou hem nooit kunnen zien. De weerzinwekkende gedachte deed haar achteruit deinzen. Ze gooide de deur dicht en deed zichzelf schrikken van de klap.

"Het is mijn eigen huis. Ik ben hier veilig." Roos keek zwaar ademend om zich heen. "Ik ben hier veilig", zei ze met een nu opmerkelijk zachtere stem. "Veilig." Oneindig veel keer herhaalde ze het voor zich zelf, liggend op bed, met opgetrokken benen en haar beide handen om de GSM geklemd. Luisterend naar elk geluid, echt of slechts in haar gedachten bestaand. Het duurde lang voor de slaap wilde komen en haar hartslag eindelijk vertraagde.