hoofdstuk 1

a

licht vrachtschip Tormen

Een deel van de gang was in schaduw gehuld. Hier hadden twee mensen elkaar gevonden. Naast elkaar, met opgetrokken knieën op de vloer zittend. Het kleine vrachtschip, met de vorm van een op haar zij liggende paddestoel, telde te weinig bedden om alle mensen aan boord een geschikte slaapplaats te verschaffen. De kinderen en ouderen onder hen hadden geluk. De rest moest improviseren en ergens een eigen plekje zien te bemachtigen. De shuttlepiloot Wick had daarbij gezelschap gekregen van Nadia, nadat ze hem een paar lampen in het plafond had zien losdraaien tot ze ophielden met licht geven. Ze had ergens een deken gevonden, die de kapster bereid was met hem te delen.

"Iedereen die we kennen is dood of zal het vermoedelijk snel zijn. Alles wat we nog bezitten dragen we met ons mee. De rest is besmet met radioactiviteit, vernietigd of onbereikbaar geworden vanwege de aanwezigheid van de Cylons."

De blonde vrouw keek naar de man naast haar. Hij klonk vermoeid en zag er ook zo uit. Al was zijn vale huidskleur waarschijnlijk meer te wijten aan een lang verblijf in de ruimte. Er was ruim een half etmaal verstreken, sinds de opening van de aanval op de Twaalf Koloniën, waarin hij geen slaap had gekend. Zij had tenminste nog een paar uurtjes haar ogen dicht kunnen doen en rusten.

"Je weet me wel met je woorden op te beuren", antwoordde Nadia met een sarcasme waarvan Wick niet had geweten dat ze er over beschikte. Grijnzend liet hij zijn hoofd tegen de koel aanvoelende wand rusten. Aan boord van het passagiersschip Cloud 3 had de shuttlepiloot zich zelden onder de passagiers gemengd. Hij had zich zelf nooit de tijd gegund om al was het maar een paar van hen echt te leren kennen. Het aanknopen van zelfs maar een vluchtige gesprek bleek in de meeste gevallen te veel voor hem te zijn.

Voor Nadia waren de afgelopen uren ook zwaar geweest. De vrouw was getuige geweest van de aanval op Aquaria. Het continent Kryos had ze verscheidene malen voor enkele seconden zien oplichten met de felheid van sterren. Andere projectielen waren onder het water er om heen tot ontploffing gekomen. Het was een prachtig gezicht geweest, maar alleen voor diegenen aan wie de betekenis ervan was ontgaan, zoals bij haar jongste dochter Talitha het geval was. Het tienjarig meisje had met een open mond en grote ogen toe gekeken alsof ze vuurwerk zag. Na het verlaten van de atmosfeer van Aquaria had de basestar zijn oorspronkelijke vorm weer aangenomen. Raiders zwermden met honderden tegelijk uit. Het had toen afgelopen moeten zijn voor hen. Nadia huiverde bij de nog verse herinnering tot een stem haar gedachten verstoorde.

"De marinevliegers hebben een bevel van ene Adama ontvangen om zich onmiddellijk naar Ragnar te begeven."

"Wat?"

Wick bracht zonder zijn ogen te openen een vinger naar zijn dunne lippen om haar ervan bewust te maken dat ze luider was gaan praten.

"Laten ze ons in de steek?", vroeg Nadia fluisterend.

Hij haalde zijn schouders op. Militairen werden getraind om hun meerderen blindelings te gehoorzamen. Het zou hem eerder hebben verbaast als ze hun orders negeerden.

"De koloniale marine heeft zware verliezen geleden."

"Wij toch ook."

Wick kon haar geen ongelijk geven. Misschien was het beter geweest als hij het had verzwegen over wat hij had opgevangen en daarom besloot Wick van onderwerp te veranderen.

"Ik denk er over om naar Caprica te vliegen."

"Wat wil je doen?", vroeg Nadia verrast.

"Caprica. Ik vlieg naar Caprica."

"Het is zelfmoord", reageerde ze opgewonden en met enige stemverheffing.

"Jouw mening en dat maakt het geen feit. Bovendien versta ik je ook wel zonder dat je het door de gang brult."

"Nog geen feit en ik was niet aan het brullen", corrigeerde ze hem hardop fluisterend.

Hij opende zijn ogen. De glimlach was op zijn bleke gelaat nog vaag te onderscheiden.

"Kan je als een Orakel mijn toekomst soms voorspellen?" Het was een vraag waar Wick geen antwoord op verwachtte en sloot zijn blauwgrijze ogen opnieuw. Hij was zo moe. Zelfs de manier waarop hij een hand over zijn gemillimeterde haar liet gaan was de beweging van een afgematte man.

"Het gat in de romp moet gedicht worden, de schade van de brand herstellen, de voorraden voedsel en water aanvullen, extra slaapplaatsen creëren en de tylium raakt op. Als de militairen vertrekken dan zijn we geheel op ons zelf aangewezen."

Nadia peinsde over wat hij met een toonloze stem allemaal had opgesomd. Als ze langer had geluisterd dan had ze zijn ademhaling rustiger horen worden. Ze had in dat geval minder verrast gereageerd toen hij langzaam tegen haar aan zakte. Snel keek ze om zich heen, maar er was niemand in de gang te zien en de deur waarachter haar dochters sliepen bleef dicht. Voorzichtig spreidde ze de deken over hen beiden uit. Tijdens het boeken van de reis had ze zich voor genomen om geen enkele man meer zo dicht in haar nabijheid te accepteren. Daarvoor was de scheiding nog te kort geleden. Peinzend keek ze naar hem.

Het was vreemd hoe anders alles kon lopen. Zonder de man naast haar waren zij en haar dochters dood geweest. De rustig verlopende reis van Cloud 3 was abrupt tot een einde gekomen. Het luxe passagiersschip was wild door elkaar geschud. Het gedempte geluid van een explosie was tot hen door gedrongen. Het doordringende gejank van het alarm was tot in de verst afgelegen vertrekken van het schip te horen geweest. De shuttlepiloot was ze op de gang tegen gekomen. Hij had hen bruusk naar de ontsnappingscapsules gesommeerd terwijl nog meer explosies waren te horen. De stem had meer gezag gedragen dan hij met zijn weinig opvallende postuur bereikt zou hebben. Wick had koppig geweigerd hen tijd te gunnen nog wat persoonlijke bezittingen te gaan halen. Zij behoorden tot de slechts vijftien mensen die het hadden overleefd om vervolgens met hun redders ergens in de ruimte te stranden. Waar ze een verlaten vrachtschip hadden aangetroffen. Het was een mirakel. Ze was er de Heren van Kobol nog altijd dankbaar voor. Honderden andere mensen van het passagiersschip hadden minder geluk gehad.