hoofdstuk 2

a

vrachtschip Dioscuri

De vrouwelijke kapitein wendde zich met nauwelijks ingehouden woede naar de marineofficier. De gewapende mariniers probeerde ze te negeren. Wat gemakkelijk ging omdat deze militairen, nadat de luitenant een simpele beweging met zijn hoofd had gemaakt, zich over de brug verspreidde en ver uit haar buurt bleven.
"Als mijn lading niet op tijd op de plaats van bestemming arriveert dan kost me dat een vermogen. Hetzelfde geldt ook als ik niet met heel mijn lading arriveer."
De luitenant leek weinig onder de indruk te zijn van de breekbaar ogende vrouw en van wat ze had gezegd. Na het bekijken van de vrachtbrief was zijn commandant tot de conclusie gekomen dat de zestien containers van het schip goederen bevatte, die de militairen nodig hadden om de strijd voor langere tijd voort te kunnen zetten. Een deel van de lading moest onmiddellijk naar de Draco worden overgebracht. De rest zou onder bewaking van zijn mariniers in de kleurrijke containers opgeslagen blijven liggen, voor zolang als kapitein Dalum het wenste. De rest deed er voor de officier weinig toe.
"Ik eis een schadevergoeding van de koloniale marine voor elke Cubit, die ik aan verlies lijd. Als ik dit had geweten dan was ik de Charybdis nooit te hulp gekomen."
Het laatste was twijfelachtig of ze het meende, maar de officier leek haar in ieder geval nu te geloven en dat was ook de bedoeling van Aphaea. Ze mocht er misschien oud uitzien met haar grijze haren en rimpels, maar niemand uit haar directe omgeving onderschatte haar.
De woorden waren hard bij de luitenant aangekomen. Het sterkte hem in zijn mening dat het onder de civiele bevolking ieder voor zich was. Voor hoe beschaafd deze burgers in het dagelijkse leven ook probeerden door te gaan en daarbij maakte het voor hem niet uit of ze van Caprica of een minder belangrijke planeet kwamen. De burgers leefden zonder over het gevoel van eenheid te beschikken, dat hij in het leven op Sagittaron zo had gezocht en bij de koloniale marine uiteindelijk gevonden.
"Er is geen haven meer waar u naar toe kan gaan", zei de luitenant zo zacht dat ze hem nauwelijks kon verstaan. Het kalmeerde de tengere gezagvoerder geenszins. Het eerdere vertrek van de Draco zat haar nog steeds dwars. In het verleden had Aphaea voor de bescherming van haar langzame schip bovendien meer baat gehad aan de zes turbo-lasers om piraten te verjagen dan aan de koloniale marine.
"Ik wil je meerdere spreken."
"Hij zal u precies hetzelfde vertellen als ik nu doe."
"Nu", eiste de vrouw op een toon, die geen tegenspraak duldde.
Het was haar kapiteinsstem zoals haar man altijd vrolijk opmerkte als ze een keer ruzie maakten. Misschien als compensatie voor haar kleine postuur, maar daarmee kreeg ze wel iedereen uit haar omgeving in beweging.
De luitenant knikte en liep richting het communicatiepaneel. Aphaea zag dat de mariniers strategische posities op de brug hadden ingenomen. Het gaf haar een onbehaaglijk gevoel en pas nu begon het tot haar door te dringen in wat voor benarde situatie zij en de rest van de zevenentachtig bemanningsleden verkeerden. Hetzelfde gold ook voor de passagiers aan boord, maar de toekomst van deze mensen liet haar in feite koud. Sterk verlangend naar een grote slok uit de fles Ambrosia in haar persoonlijke vertrek. Liever nog had ze de sterke armen van haar man om zich heen gevoeld, maar hij was aan boord van de Gemini. Hij was net als haar kapitein. De luitenant draaide zich om en overhandigde glimlachend de hoorn aan de gezagvoerder. Ze nam de hoorn aan en schudde de gedachten aan haar man en het zusterschip van de Dioscuri van zich af. Ze moest zich hierop concentreren. De kapitein had zich nauwelijks voorgesteld of de commandant van de luitenant naast haar nam het woord.
"Uw schip zal als bevoorradingsschip fungeren tot we het contact met de koloniale vloot hebben hersteld en wat er daarna gebeurd met u, uw mensen en uw schip zal helemaal afhangen van wat we te weten komen. Als u weigert om medewerking te verlenen dan zijn mijn militairen gemachtigd elk middel te gebruiken om hun opdracht te voltooien, inclusief het toepassen van geweld. Ben ik duidelijk geweest, kapitein?"
"Ja, u bent heel duidelijk", antwoordde de gezagvoerder langzaam en geïntimideerd door het ontbreken van enige menselijkheid in de zware stem. De verbinding werd verbroken. De luitenant knikte voldaan met zijn hand rustend op het pistool in het holster aan zijn riem, waarvan hij de flap had losgemaakt. Voor de zekerheid.
a

search and rescue ship 115

Gewapende mariniers waren onderweg naar de brug. Aangevoerd door een jeugdige luitenant, die bereid was het bevel over te nemen als de gezagvoerder weigerde om mee te werken. Zijn orders waren duidelijk. De in zwarte uniformen gestoken mariniers werden nagekeken door een jonge vrouw, die zich tegen de wand had gedrukt om de militairen in de gang ongehinderd te laten passeren. De eerder door haar ervaren opluchting bij de terugkeer van de lichte kruiser begon plaats te maken voor iets anders. Hygeia dwaalde door de gangen van het schip met de vorm van een afgeplatte cylinder om vlak voor de deur van een manschappenverblijf even stil te houden. Hier sliep Fatum als hij niet aan het werk was. Het was merkwaardig dat de psychologe juist deze teamleider opzocht. Iemand die ze tijdens een sessie had omschreven als een complexe persoonlijkheid, ondanks dat hij nauwelijks een woord met haar had gewisseld. Misschien was het juist zijn geslotenheid wel de reden geweest, dat hij haar belangstelling had getrokken. Na een paar keer diep te hebben adem gehaald opende ze de deur. Fatum bleek met zijn team aan boord van de Charybdis aan het werk te zijn. Met een merkwaardige combinatie van teleurstelling en opluchting verliet ze het verblijf.


vrachtschip Charybdis

Fatum herinnerde zich nog hoe verbolgen iedereen had gereageerd op het eerdere vertrek van het koloniale oorlogsschip. Overgeleverd aan de genade van de Cylons als deze onverwachts zouden opduiken. Nu waren de militairen er wederom in geslaagd deze gevoelens bij de mensen om hem heen op te roepen door terug te komen en ditmaal te blijven. De teamleider moest toegeven dat de militairen wel consequent waren. Hij hoorde de baardige kapitein van de Charybdis pleiten voor het behoud van zijn schip, maar de vrouwelijke marineofficier met het kort geknipte haar, waardoor ze een jongensachtige uitstraling had, leek doof voor al zijn argumenten te zijn.

"Alle herstelwerkzaamheden zullen per direct worden gestaakt. Als de evacuatie is voltooid zullen wij het schip gaan strippen", herhaalde de XO, zonder het van plan te zijn om het een derde maal te vertellen. Anja liet haar blik over de in het ruim verzamelde mensen glijden. Door haar hier bij elkaar geroepen. Voor het merendeel hulpverleners en een paar achter gebleven leden van de oorspronkelijke bemanning. Ze had geen enkele behoefte aan het voeren van tijdrovende overleggen met deze burgers. Onder de mensenmassa trok iemand haar aandacht door zijn arm op te steken, alsof hij zich in een klaslokaal bevond. Gedisciplineerd zoals van een hulpverlener mocht worden verwacht te midden van de rumoerige collega's en bemanningsleden van het vrachtschip. Opvallend in zijn blauwe overall met reflecterende strepen als niet zoveel mensen om hem heen hetzelfde hadden gedragen.

"Je hebt een vraag?"

Het klonk alsof ze een antwoord verwachtte en snel. Het werd stil om de teamleider heen.

"Geen vraag, maar een voorstel. Mijn team kan u hierbij assisteren, mevrouw."

"Ik zal het in overweging nemen."

In de verwachting dat het hiermee was afgedaan wilde ze bevelen geven aan de mariniers, maar de hulpverlener bleek iets vasthoudender te zijn. Schijnbaar zonder zich iets aan te trekken van de weer luidruchtig wordende mensen om hem heen en de boze blikken die ze hem toewierpen.

"Mevrouw, mijn mensen zijn hier, we hebben het materiaal al aan boord en we hebben de deskundigheid om ermee om te gaan."

Ze keek hem opnieuw aan. De man taxerend met haar groene ogen half dicht geknepen. Hij had een gemiddeld postuur en zag er weinig opvallend uit. Toch straalde hij met zijn rechte houding een moeilijk onder woorden te brengen soort onverzettelijkheid en daadkracht uit, die haar wel beviel.

"Je twijfelt aan onze capaciteiten?"

Even was er iets van een glimlach te zien voor het zo snel verdween dat Anja er niet zeker van kon zijn het ooit te hebben gezien op zijn met vuile vegen besmeurde gezicht.

"Ik ben gewoon efficiënt. Net als mijn team, mevrouw."

Op deze woorden volgde een korte stilte. Anja beet op haar onderlip. Aarzelend of ze nu in moest stemmen met zijn aanbod om hen te helpen. Hij had haar vraag handig omzeild. Ze knikte een enkele keer. Besloten om de gok te wagen.

"Je hebt me weten te overtuigen. Jij en je team blijven hier. De rest wordt geëvacueerd."

Ze draaide zich om en begon orders aan de met haar meegekomen mariniers uit te delen. Het werd tijd om iedereen in beweging te krijgen. Elk moment konden de Cylons immers opduiken. Fatum richtte zich tot de hulpverleners om hem heen.

"Jullie hebben het gehoord. We gaan de marine helpen bij de ontmanteling van dit schip."

Er klonk een gekreun en gemopper, waar de teamleider zich weinig om bekommerde. Al het reeds gedane werk om het schip te behouden bleek nu voor niets te zijn geweest.

"Waarom wij weer?", klonk het klagend.

Fatum richtte zich tot het oudste lid van zijn team. Iemand met meer ervaring dan wie ook van zijn team en voor wie hij respect kon opbrengen door zijn openhartigheid.

"Omdat wij de besten zijn, natuurlijk."

Er had geen enkele aarzeling in zijn stem geklonken toen hij het zei. Fatum zag verscheidene mannen en vrouwen bevestigend knikken. Grijnzend klopte de teamleider de oudere man op de schouder en zag hem nu ook knikken. Nog wat moeizaam, maar daar nam Fatum op het moment genoegen mee. Overtuigd dat hij zijn mensen aan het werk moest houden omdat ze zich anders te veel zorgen maakten over hun familieleden en vrienden in de Twaalf Koloniën. Hoeveel van hen zouden er nog in leven zijn en wanneer zouden ze hen terug zien? Allemaal vragen waar hij geen antwoord op had, maar deze militairen misschien wel. Hij beschouwde het dan ook als noodzakelijk om hen ter zijde te staan, maar alleen wanneer het hem uit kwam en dit was zo'n moment.