Mannen

a

Het brandende hout veroorzaakte een knetterend geluid. De vonken werden door de wind over het strand meegevoerd. Gedachteloos keek Loïc ontspannen naar het door hem gemaakte vuur. Het door de vlammen verspreide licht toonde zijn ware aard voor een ieder die zich in de omringende duisternis verborgen hield. De ogen dwaalden af naar het naast hem liggende kladblok, waarop de man met een pen wat zinnen had gekrabbeld. Hier en daar waren door de vonken veroorzaakte brandplekjes op het papier te zien. Loïc hield van deze momenten. Koesterde ze zelfs als hij alleen kon zijn met een pen in de hand. Op de achtergrond was te horen hoe de golven het strand bereikten. Hij voelde de wind toenemen. Het begon kouder te worden en het laatste blok hout had hij ruim een halfuur geleden op het vuur gegooid. Twijfelend tussen nog langer blijven of naar huis gaan, kreeg hij onverwachts gezelschap. Het zand had de naderende voetstappen gedempt. Het bleek een jonge vrouw te zijn. Ze droeg over haar schouder een grote tas met bloemen er op afgedrukt. Nieuwsgierig keek hij naar haar op. Tot zijn verbazing negeerde ze hem volkomen. Onzeker over wat hij moest doen, liet hij de stilte tussen hen voortduren. Ze opende de tas en begon de inhoud ervan in het vuur te gooien. Hij zag de vlammen zelfs foto’s verteren, waarop zij stond afgebeeld in gezelschap van een man. De geur ervan verdreef alle inspiratie om nog langer te blijven.
"Jij zet er echt een punt achter."
Loïc had het gezegd terwijl hij opstond. Ze bleek iets kleiner dan hij te zijn. In het door het vuur verspreide licht was het moeilijk te zien wat voor kleur het kort geknipte haar had. Hij wilde haar echter ook niet langdurig aanstaren om het te achterhalen.
"Mannen zijn geile hufters."
"Ja", bevestigde hij eenvoudig en klopte het zand van zijn benen.
Pas nu had hij haar volledige aandacht, zonder er zich van bewust te zijn.
"Moet je het volgens de mannencode het niet voor andere mannen opnemen?"
Loïc keek haar verrast aan. Ze klonk boos en hij had het gevoel alsof het niets uitmaakte wat hij ging zeggen, omdat ze toch wel kwaad zou blijven.
"Nee, volgens de mannencode mag ik wel alles zeggen om een vrouw het bed in te krijgen."
Het was over zijn lippen gekomen voor hij het besefte. Even vreesde Loïc een klap in zijn gezicht, maar ze begon te lachen. Het was een plezierige lach en ze maakte er een ongewoon kirrend geluidje bij. Hij glimlachte nu ook, al was hij er wel spaarzaam mee.
"Jullie zijn varkens."
Hij knikte instemmend, na het vernemen van haar conclusie.
"Ik weet het."
"We waren verloofd. Volgend jaar wilden we gaan trouwen."
Onzeker over hoe hij hierop moest reageren, bleef Loïc staan. Hij zag haar in de vlammen staren met een intensiteit waarmee ze voor zijn gevoel ook zonder hout het vuur eeuwig brandend kon houden.
"En nu is het voorbij", hoorde hij haar zeggen.
"Het is niet het einde van de wereld. Je zal iemand anders vinden en dan ben je hem spoedig vergeten."
"Hoe weet je dat zo zeker?"
"Als ik naar jou kijk, dan kan ik me niet voorstellen dat je voor de rest van je leven vrijgezel blijft."
"Probeer je mij nu te versieren?"
"Ik denk niet dat ik een kans maak bij jou. Bovendien heb je nu wel wat anders aan je hoofd."
Het bleef een moment stil.
"Waarom zou je geen kans maken bij mij?"
Ze hield haar hoofd schuin, alsof ze de man tegenover haar vanuit een andere hoek in zich op wilde nemen.
"Ik ben waardeloos in vrouwen versieren", zei hij vol zelfmedelijden en legde zelfs een hand op zijn borst, alsof deze woorden door zijn hart werden gesproken.
"Wat voor openingszin gebruik je dan?"
Tot zijn verbazing klonk ze oprecht geïnteresseerd. Hij toverde een brede grijns op zijn gezicht.
"Heb je EHBO gevolgd? Ik heb me namelijk bezeerd toen ik als een blok voor je viel."
De jonge vrouw begon te lachen, tot ze besefte waar ze mee bezig was. Ze wees met een beschuldigende vinger naar hem. De andere hand gebruikte ze om de tas als een soort schild tussen hen te houden.
"Blijf uit mijn buurt", zei ze waarschuwend, terwijl ze achteruit van het vuur vandaan liep.
Loïc keek haar na tot de duisternis haar had verzwolgen. Zuchtend begon hij zand over het vuur te schoppen. Misschien had ze wel gelijk over mannen en waren er geen uitzonderingen. Al had hij zich zelf eerder hier stiekem wel toe gerekend.