De brandweerman

a

De brandweerman kon slechts onder de indruk zijn van de geweldige krachten die op de camper waren uitgeoefend. Het had veel weg van een verkreukeld blikje frisdrank dat hij zo veelvuldig op straat tegen kwam. De donkergrijze ogen in het peinzende gezicht probeerden het verloop van het ongeluk te achterhalen. De geschaarde vrachtwagen op de snelweg blokkeerde drie van de vier rijbanen. De chauffeur van de camper had zich in het ontstane scharnierpunt vast gereden en was door een serie van achterop geknalde personenwagens en vrachtwagens er nog verder in gedrukt tot de cabine de vorm van een scheepsboeg had gekregen. De toedracht interesseerde hem altijd. Verderop kon hij slechts vormeloze schimmen van mensen in de mist zien bewegen. Hij klom op de voorkant van een personenwagen waarvan de jongeman vermoedde dat de bestuurder uit had willen wijken voor de vrachtwagen en in paniek dit naar de verkeerde kant had gedaan waardoor hij of zij de camper van opzij had geramd. Hij gebruikte de motorkap als opstap naar de open gewrikte deur in de zijkant van het voertuig waar zijn belangstelling naar uit ging.


Langs deze weg was het eerder mogelijk gebleken om de vrouw van de nog steeds vast zittende chauffeur op een redplank af te voeren naar de gereedstaande ambulance.

"Ik ben er weer zoals ik heb beloofd. Je zal het vanaf nu met mij alleen moeten doen. Mijn collega's zijn ergens anders dringend nodig."

De man achter het stuur draaide ondanks de pijn zijn hoofd om te zien wie er van de hulpverleners was terug gekomen. Opgelucht dat er tenminste weer iemand was waarmee hij kon praten. Door de gebarsten voorruit kon hij slechts een deel van de vrachtwagen zien waar de camper op gewelddadige wijze tegen tot stilstand was gekomen.

"Hoe gaat het met Liza?"

"Ze zal wel dood gaan."

"Wat?", vroeg de man in de veronderstelling dat hij het verkeerd had verstaan.


De brandweerman keek om zich heen. Zonder aandacht te schenken aan de man achter het stuur. Hij zou het als knus hebben kunnen omschrijving als het geen rommeltje was geweest. Bijna alle kastdeuren stonden open. Enkele lades waren er letterlijk uitgevlogen. Een brandblusser aan de wand achter de chauffeur viel hem daarbij op omdat deze nog keurig op zijn plaats hing. Hij raapte met een gehandschoende hand een blik perziken op.

"Heb je een uitvaartverzekering?", vroeg hij.

De jongeman zag nergens een blikopener en had ook geen zin om er uitgebreid naar te gaan zoeken. Wel had hij altijd een zakmes in één van de vele zakken van zijn uitrusting opgeborgen met allerlei bruikbare werktuigen erin verwerkt zoals bijvoorbeeld een blikopener.

"Waar heb je het over?"

Hij wrong zich via het smalle looppad tussen de stoelen in de cabine. Langs de man zonder de licht gewonde daarbij te ontzien om zijwaarts op de passagiersstoel plaats te nemen. Er was door de botsing te weinig beenruimte overgebleven om op een normale manier daar te kunnen gaan zitten.

"Iedereen die rijd weet toch dat je in dichte mist snelheid moet minderen en meer afstand houden?"

"Het was niet mijn schuld", reageerde de man ontsteld.


Misschien hield het hem nu al bezig hoe hij moest uitleggen aan de verzekering en politie wat er was gebeurd. De brandweerman hechte meer waarde aan het blik waar hij zojuist twee gaten in had gemaakt om gemakkelijk het sap eruit te kunnen drinken. Hij hoorde de man weer naar zijn vrouw vragen en negeerde hem. Tot hij een hand op zijn been voelde.

"Niet handtastelijk worden", zei hij en liet het blik er met kracht op neer komen.

Schreeuwend trok de chauffeur zijn hand terug.

'Kop dicht", snauwde de jongeman en gebruikte het blik om deze woorden kracht bij te zetten.

"Waarom doe je dit?", vroeg de man huilend van de pijn en angst.

Het maakte weinig indruk op de jongeman, die met een afwezige blik in zijn ogen via de portofoon naar gesprekken tussen zijn collega's luisterde. Zij waren met andere hulpverleners druk bezig om orde in de chaos op de afgesloten snelweg te brengen. Hij verwachtte dat het nog wel de rest van de dag ging duren voor de snelweg weer werd bereden.

"Ken je mij nog?"

Hoofdschuddend keek de oudere man hem aan met licht opgeheven armen om nieuwe slagen af te kunnen weren. Uit een snee boven zijn borstelige wenkbrauwen stroomde bloed, maar deze verwonding had hij pas na de botsing opgelopen. Het bloed op zijn overhemd met strepen was al opgedroogd met achterlating van bruine plekken. De brandweerman had wel begrip voor de ontkenning van de ander. Zelfs zijn eigen moeder had moeite gehad om hem met zijn gemiddelde postuur te midden van de andere vrijwilligers uit het brandweerkorps te herkennen. Gehuld in een beschermende uitrusting dat slechts een gedeelte van het gezicht vrij liet. Hij zette de helm af en onthulde een gebruind gelaat met gemillimeterd blond haar waardoor hij bijna kaal leek.


Het kwam geen moment bij de brandweerman op om de ander te waarschuwen het hoofd zo stil mogelijk te houden om nekletsel te voorkomen. Hij had het drukker met het ophalen van herinneringen. De vernedering en geleden gezichtsverlies waar zoveel mensen getuigen van waren geweest maakten hem elke keer weer woedend als hij er aan terug dacht. Al was het dan lang geleden toch werd hij er elke zondag opnieuw aan herinnerd. God moest wel bestaan. Vandaag zou gerechtvaardigheid geschieden. Het was een gelegenheid dat hij niet aan zich voorbij kon laten gaan omdat deze kans nooit meer zou komen. Hij zag een blik van herkenning in de ogen van de man en zette de helm weer op. Geamuseerd door de verbijstering van de chauffeur nam hij het neer gezette blik weer ter hand en haalde er een halve perzik uit.

"Jij?"

"Hm", bracht de jongeman met volle mond uit, "lekker hoor. Simon, als je het vergeten mocht zijn", stelde hij zich zelf voor, maar zonder een hand uit te steken.

"Ik had het niet zo bedoeld."

Ongeïnteresseerd haalde de jongeman zijn schouders op. Hij had er geen enkele behoefte aan om de discussie opnieuw te gaan voeren. Het verleden liet hij een moment rusten om een mogelijke toekomstbeeld te gaan schetsen, dat de man alles behalve zou moeten bevallen.

"Erg voor je zoon om op zijn leeftijd al beide ouders te verliezen."

De man liet zijn armen zakken.

"Mijn vrouw?"

"Ja, ze is al dood voor de ambulance het ziekenhuis bereikt. Ernstige inwendige verwondingen, begrijp je? Ze zat niet op haar plaats en droeg geen gordel. Door de botsing is ze als een menselijke flipperbal rond gegaan. Je ziet achterin overal haar bloed zitten", loog hij.

"Ze zeiden dat Liza alleen last van haar been had."

Onverschillig voor de paniek in de ogen van de man pakte de brandweerman een volgend stuk perzik.


"Ik zit alleen maar vast. Ik ga niet dood."

De jongeman keek even naar het dashboard dat om de stoel en benen was gevouwen alsof het een stuk karton was. Hij stond op en liep naar achteren omdat hij last van zijn rug begon te krijgen. Het had te maken met de weinig comfortabele houding dat hij aan moest nemen op de stoel naast de chauffeur. Daarvoor was teveel van de camper naar binnen gedrukt. Het blik zette hij op het aanrechtblad neer.

"Denk je werkelijk dat ik je hier levend uit laat komen?"

Tot ver buiten de camper was het geschreeuw te horen voor het over ging in nog nauwelijks hoorbaar gehoest. De cabine was gevuld met koolzuurgas. De jongeman wachtte even voor hij nog meer kooldioxide uit de brandblusser in de richting van de man spoot. Het gehoest ging over in gerochel. De verstikkende werking ervan was hem maar al te goed bekend en hij liet de chauffeur er volop kennis mee maken. Een laatste stoot hulde de nu rochelende man in een wolk van zelf gecreëerde mist. Het was een beetje teleurstellend dat de brandblusser zo snel leeg was.


Hij deed een paar stappen naar achteren tot hij in de deuropening stond om er zelf geen last van te hebben. Een brandweerman liep langs en stak in het voorbij komen een duim naar hem op. Hij zwaaide terug en wachtte tot de hulpverlener in de mist was verdwenen voor hij naar de cabine terug keerde. Uit de stemmen op de portofoon kon hij de stand van zaken afleiden. De meeste gewonden waren inmiddels al afgevoerd. Als hij het werkelijk wraak wilde nemen dan moest het snel gebeuren. Besluiteloos bleef hij naast de chauffeur staan tot zijn smalle lippen zich tot een glimlach plooiden. Hij zocht in een diepe zak van zijn overall naar een slangenhouder. In het verleden was het al herhaalde malen nuttig gebleken om een met water gevulde aanvoer- of aanvalsslang op te kunnen hangen, maar hij had er zo juist een nieuwe toepassing voor bedacht. De chauffeur keek met tranende ogen naar de halve meter lange band met aan één kant een haak en aan de andere kant een metalen oog, die de brandweerman te voorschijn had gehaald.


De jongeman bracht de band om de hals van de man en haalde de haak door de ring om de band strak te kunnen aantrekken, maar wat hij achterwege liet, voor hij hem hardhandig naar het stuur duwde en daar aan vast haakte. Zonder te begrijpen wat de ander van plan was keek de man toe hoe de brandweerman met een zakmes bij het stuur in de weer ging. Het ademhalen ging de man al weer wat beter af. De brandweerman klapte het vizier van de helm voor extra bescherming naar beneden terwijl hij zich geestelijk voorbereidde op wat ging komen. Onzichtbaar voor hen werd een explosieve stof ontstoken. Door de ontploffing vulde het luchtkussen zich razendsnel met bij de explosie vrijgekomen gassen. Het hoofd van de chauffeur werd er met kracht door geraakt. De slangenhouder werd strak om de hals getrokken tot het niet ver ging. De brandweerman hoorde een geluid dat veel weg had van een brekende dode tak. De nekwervels van de chauffeur hadden het onder de erop uitgeoefende krachten begeven. De airbag liep weer leeg.


"Ik denk dat ik hierna je vrouw in het ziekenhuis maar eens bezoek. Zij deed immers niets. Ze moest er zelfs om lachen."

De brandweerman nam de slangenhouder weg en trok het verslapte lichaam naar achteren. Lucht ontsnapte met een raspend geluid uit de mond van de man tot het voorgoed stil werd. Bloed en ander menselijk vocht stroomde uit de verbrijzelde neus. De jongeman kon er naar kijken, luisteren en alle vrijkomende geuren inademen zonder enige emotie te ervaren. Later zou hij er aan moeten denken. Zoals wel eens vaker gebeurde. Misschien zelfs wakker van schrikken, maar nu had hij elk gevoel verbannen om zijn taak uit te kunnen voeren.

"Als je recht tegen de vrachtwagen was aangereden dan waren de airbags vanzelf opgeblazen, maar in dit geval heb ik ze maar voor je geactiveerd. Geen dank, hoor."

Hij liep naar achteren waar hij een laatste maal om zich heen keek voor hij de portofoon pakte om het dramatische ongeluk bij de bevelvoerder te melden. Hij moest er nog wel een verklaring voor bedenken, maar daar maakte hij zich weinig zorgen over. Hij was immers goed in improviseren en door zijn uitstekende staat van dienst bij het brandweerkorps een geloofwaardig persoon.